Door Nihon Sport
Bron: http://www.sportknowhowxl.nl
door: Marc Hoeben
Misschien beginnen we met z’n allen een tikkeltje door te slaan. Kinderen worden in de sport op steeds jongere leeftijd en steeds vaker onderworpen aan selecties en steeds vaker ook leiden uitkomst en procedure van die selecties tot discussies tussen ouders en sportclubs. Prof. dr Chris Visscher – hoogleraar Jeugdsport van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) – ziet die ontwikkelingen hoofdschuddend aan. Het wordt, vindt hij, weer de hoogste tijd om het kind de ruimte te geven zelf te leren problemen op te lossen.
Prof. dr Visscher schetst een beeld dat door velen moet worden herkend. “De samenleving verandert en ouders hebben tegenwoordig minder respect voor mensen op basis van hun functie. Die houding hebben ze tegen ambtenaren, tegen onderwijzers of leraren, tegen de dokter en tegen trainers of coaches in de sport. Als beslissingen voor hen of, vooral ook, voor het kind niet goed uitpakken, dan accepteren ze dat vaak niet.”
Hardnekkige signalen
Wetenschappelijk bewijs heeft de hoogleraar Jeugdsport van de RUG hiervoor niet. Nog niet. Maar de signalen – onder andere door een onderzoek in de turnsport van enkele jaren geleden – zijn er wel en bijzonder hardnekkig. In sporten als hockey en voetbal is het bij veel verenigingen tegenwoordig bovendien de gewoonste zaak van de wereld dat de laatste maand van het seizoen in het teken staat van ‘selecties.’ Pas na veel gedoe en discussie worden kinderen in een team voor het nieuwe seizoen geplaatst.
“In onze samenleving heeft een sterke individualisering plaatsgevonden,” weet Visscher. “Hoeveel kansen krijg ik? Daar draait het nu allemaal om. En die ‘ik’ verplaatst zich bij veel ouders naar het kind. Ik las laatst een verhaal dat bijna alle ouders kinderen met hun huiswerk helpen, om vooral maar te zorgen dat ze zo hoog mogelijk onderwijs kunnen volgen. Nou, ik kan me eigenlijk niet herinneren dat ik zelf vroeger werd geholpen. Je mocht het veel meer zelf uitzoeken en ja, dan ging het ook wel eens verkeerd. Maar als ik gestraft werd, dan kreeg de school van mijn vader gelijk. En als het even kon deed hij er nog wat straf bovenop. Er was gewoon meer gezag en ontzag voor gezag.”
Hoe anders ligt het nu. “Ouders vereenzelvigen zich met de prestaties van kinderen. Dat zie je bij de cito-toetsen op school en dat ouders zich dan niet snel neerleggen bij een ongewenst advies. De aanwijzingen zijn ook dat dit meer speelt bij hoger opgeleiden, dan bij lager opgeleiden. Al moet ik wel zeggen dat er nog geen meerjarenonderzoek is waaruit je dit echt kunt concluderen.”
Verwachtingen
Meer en meer ouders bemoeien zich nadrukkelijk ook buiten de school met de prestaties en ontwikkeling van hun kinderen, ziet Visscher. “Soms is driekwart van de ouders bij de trainingen aanwezig en geven ze ook nog rustig commentaar. Maar we mogen ons zo langzamerhand wel afvragen waarom kinderen op een bepaalde leeftijd stoppen met sport. Dat heeft vaak te maken met de verwachtingen van de ouders, maar ook met de verwachtingen van de kinderen zelf. Het draait te vaak om perfectionisme, ouders en kinderen weten vaak niet eens meer wat een beetje realistisch is. Bij het onderzoek in het turnen zag je bijvoorbeeld dat ouders hun kinderen extra lieten trainen, als ze uit de selectie dreigden te vallen. Maar dat leidde er juist toe dat de kinderen verder achteruit gingen. Waarschijnlijk ook omdat ze toch al op de toppen van hun tenen liepen.”
Ouders mogen eisen stellen, vindt ook Visscher. “Zeker, dat moeten ze ook doen. Maar velen hebben geen realistische kijk. Ze schatten de capaciteiten van zichzelf en van hun kinderen te hoog in.”
Selectiestress
Bij veel sportclubs neemt de ‘selectiestress’ jaarlijks toe. Hoe dat kan? “De plaats van sport is in de samenleving veel groter geworden. Sportprestaties hebben een ander belang gekregen. Je hoorde 25 jaar geleden nauwelijks dat kinderen topsporter wilden worden en dat ze dachten er rijk van te kunnen worden. Dat perspectief is veranderd. Het gaat ook over status, ouders hebben soms zelf het idee dat ze die prestatie hebben geleverd, terwijl het om hun kind gaat. Uit het turnonderzoek kwam ook naar voren dat sommige ouders alles regelden voor kinderen die soms meer dan twintig uur per week trainden. Ze investeerden echt heel veel, het hele sociale leven draaide daar om. Als het kind dan buiten de selectie valt, is ook dat deel van het leven weg.”
De Federers en Messi’s van deze wereld zijn de grote uitzonderingen. We laten ons er te makkelijk door verblinden, vindt Visscher, en de consequenties daarvan zijn steeds ingrijpender. “Profclubs in het voetbal beginnen nu al bij de E-tjes met selecteren en opleiden. Maar het is helemaal niet bewezen dat het kinderen verder brengt. Misschien is een specialistische ontwikkeling zelfs wel slecht en een veelzijdige veel beter. Een recente studie heeft in elk geval aangetoond dat vroege specialisatie vaak leidt tot blessures op latere leeftijd.”
“Clubs als Ajax en SC Heerenveen doen tegenwoordig gelukkig zelf weer meer aan een veelzijdige ontwikkeling. Maar dan nog kun je nadenken over wat het voortdurend meedraaien in een selectie met kinderen doet. Ze worden dan voortdurend met anderen vergeleken en dat geeft heel veel stress. En het is ook zo: waarom? Het blijft een relatief begrip, zo’n selectie. Wat zegt het nou als je in de basketbalselectie van Groningen zit? In de Verenigde Staten zou je dan misschien niet eens worden geselecteerd.”
Rol van geld
Als er dan toch geselecteerd moet worden, dan liever op latere leeftijd. “Bijvoorbeeld als kinderen een jaar of tien zijn. Dat is vroeg genoeg. Maar nu is de rol van geld in voetbal zo groot geworden dat kinderen soms op hun tiende naar FC Barcelona vertrekken en dat één van de ouders achterblijft.”
Visscher pleit voor meer ruimte voor het kind zelf. Om te ontdekken, om fouten te maken, om zich veelzijdig te ontwikkelen en verschillende dingen uit te proberen. “Je kunt heldere doelen met kinderen afspreken. Maar geef ze de mogelijkheid dat individueel in te vullen en niet dat de trainer het helemaal invult. Kinderen moeten kunnen bijdragen in hun eigen leerproces.”