Graduatie

Onlangs is de heer Jan Snijders, uiteindelijk, bevordert tot 9e dan Judo.

De enorme verdiensten van Jan Snijders voor het internationale judo heb ik in een vorig artikel al geschetst en hierbij zeer kort een statement:

‘Zonder Jan Snijders zou Judo nooit de positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt, die het heeft doorgemaakt!’

(Voor hen die nog onderscheid willen maken in Judo en wedstrijdjudo geef ik ter verduidelijking aan, dat het wedstrijdjudo als het ware ‘het uithangbord’ van Judo is.)

Met positieve ontwikkeling bedoel ik, dat Judo, dat dreigde te verworden tot worstelen in een wit en blauw ‘pakkie’ en elkaar straffen ‘aansmeren’, hoogst persoonlijk door IJF scheidsrechters-directeur Jan Snijders een halt is toegeroepen.

Jan Snijders heeft jarenlang, daarmee ook zijn politieke bekwaamheid bewijzend, gestreden om de waardevolle principes van Judo in wedstrijden te waarborgen. Dat heeft hij gedaan door de regels in wedstrijdjudo steeds af te stemmen op de principes van Judo, zoals Judo door Jigoro Kano Shihan is bedoeld.

Als iemand 9e dan is, dan is dat wel Jan Snijders.

Deze bijzondere erepromotie, op basis van werkelijk grote verdiensten, is meteen aanleiding om het fenomeen ‘graduatie in Judo’ (nog) eens onder de loep te nemen.

Daarbij hanteer ik twee uitgangspunten van judo-beoefening:

  1. Op basis van het principe van doelmatig gebruik van energie, geestelijk en lichamelijk, komen tot een volmaakte harmonie van lichaam en geest, door middel van beoefening van judo.
  2. Door middel van judo lichaam en geest tot een goede harmonie ontwikkelen, om zichzelf te vervolmaken tot een harmonisch mens om te kunnen bijdragen tot een goede levenssfeer voor alle mensen.

Ippon is het ultieme streven in judo en moet dus ook zichtbaar zijn een judo-examen; ippon bestaat uit:

  • techniek of kracht
  • snelheid
  • coördinatie
  • psychisch vermogen

Bij de beoordeling van een  judoka bij een examen moeten bovenstaande criteria worden geobserveerd, tegen de bovenstaande achtergrond.

Een examen leidt tot een graduatie en gradueren is: waarderen, belonen en stimuleren.

 

Gradueren gebeurt na een examen, of in zeer uitzonderlijke gevallen na een ander soort beoordeling, en de onderstaande punten moeten positief kunnen worden beoordeeld:

Houding, gedrag en instelling (1), begrip van judo (2), techniek (3), competitie (4), tijd van judobeoefening (5), actief in judo (6), leeftijd (7).

 

Voor 4e dan en hoger zal een theorie-examen zeer toepasselijk zijn.

 

Bij de uitvoering van techniek zijn de onderstaande punten belangrijk:

  • Kamae: houding, shizenhontai migi en hidari.
  • Kumi kata: basis, rever/mouw + de relatie kamae-kumi kata (rechts vast-rechts voor. Links vast-links voor.), henka (variaties) en henka yotsu (rechts tegenover links).
  • Beweging:  houdt de steunpunten onder het zwaartepunt en houdt het steunvlak groot. Dit moet zichtbaar zijn als men beweegt (aymi ashi, tsugi ashi, tai sabaki en shintai) en werpt in alle richtingen met variaties (henka) zoals bijvoorbeeld mawari komi, oikomi, tobi komi, hikidashi.  Men moet kunnen bewegen in verschillende richtingen overeenkomstig de wetten van de zwaartekracht, dynamica en logica.

 

De wetten van Newton, vertraging en versnelling, zijn van belang alsmede de richtingverandering. Deze principes zijn zowel in nage waza als wel in ne waza van groot belang.

Zwaartekracht en dynamica zijn vanwege de exactheid geen onderwerp van discussie, maar logica wordt veelal verschillend gewaardeerd en verdient veel studie!

  • Tweezijdig uitvoeren (en oefenen). Van belang voor harmonie, balans (geestelijk en lichamelijk), technisch, fysiologisch en psychisch.
  • Kuzushi: actie, actie-reactie en gebruikmaken van disbalans van uke.

Een techniek bestaat uit: voorbereidende beweging, kuzushi, tsukuri en gake of gatame. (Als een van deze facetten niet aanwezig is: geen goede techniek.) Ook de volgorde moet juist zijn, en wel vloeiend in elkaar overlopend.

  • Ne waza

Bij osea, shime en ude kansetsu waza is controle het meest belangrijk. Ook moet er ordening worden gebracht in ne waza: basis, komen tot ne waza, varianten en inspelen op steeds wisselende situaties. Over het algemeen is de benaming te weinig bekend. Bij 1e, 2e en 3e dan-examens wordt er gewerkt vanuit randori-situaties; bij 4e dan en hoger  vanuit benaming en varianten.

  • Kata

Kata brengt de ethiek van het judo tot uitdrukking. Ieder kata heeft zijn eigen uitdrukkingsvorm, die tot volledige samenhang moet komen. De basis is een theoretisch gegeven: aanval en verdediging. Esthetiek, ethiek, mechanica, dynamica en logica vormen judo tot een systeem van lichamelijke opvoeding met vele waarden. Alles moet met een maximale doeltreffendheid leiden tot algemeen welzijn. Kata is geen demonstratie van afzonderlijke technieken, kata moet een kunstvorm zijn, dus met hart en ziel. Kunst mag een eigen opvatting hebben, maar de grondvorm van vaststaande bewegingsmotoriek moet aanwezig zijn. Ritme is van groot belang. Het moment, de timing, wordt ontwikkeld door ritme (harmonisch omgaan met spanning en ontspanning). Kata is ook een oefening.

Hoekige en felle handelingen, die het gevolg zijn van energie (verkwisting) moeten vermeden worden. Het is niet harmonisch. Disharmonie is de grote vijand van iedere interpretatie van kunst. Er moet harmonie zijn in het eigen ritme en in kata moeten de ritmes op elkaar zijn afgestemd. Lange training is hiervoor noodzakelijk. Bij tori en uke moet een gelijk niveau zijn van techniek en instelling. Rust en harmonie is belangrijk, nooit onrust en ongeduld.

  • Systeem

Een examen kan leiden tot graduatie.

Willen we goed gradueren dan zal de methodiek hetzelfde moeten zijn, dat wil zeggen: hetzelfde systeem en dezelfde weg waarlangs(structuur).

Er is maar een universele waarheid. Daar moet je als leraar naar blijven zoeken als een intermediair tussen de waarheid en de wereld.

Een systeem is een gestructureerd geheel van kennen en kunnen:

    • gebaseerd op grondslagen
    • gericht op doelstellingen
    • het geeft de weg waarlangs en de middelen waarmee het doel kan worden bereikt.

In Nederland is steeds een groot gebrek aan een universeel systeem.

  • Ontwikkeling van judoka: (ook van belang bij graduatie-eisen)
    • Kyu periode:  aanleren van basistechniek, nage waza, ne waza, hikomi waza
    • 1e  t/m 3e dan: verdieping van techniek en tokui waza ontwikkeling.
    • 4e en 5e dan: diepgang en achtergronden van onder andere kata en wat, waarom en hoe.
    • 6e dan en hoger: betekenis van het judo in het leven en in het leven van de judoka.
  • Stijl en ritueel: Stijl en ritueel worden veronachtzaamd. Juist bij de verdieping (vanaf 4edan dus) is stijl en ritueel belangrijk.

Judo is een vorm van fysieke en mentale opvoeding en vorming, een vorm van houding en  beweging. Houding en beweging houdt veel meer in  dan alleen maar doelmatigheid. Ook leven is niet alleen maar doelmatigheid. Zorg besteden aan stijl en achting van ritueel misstaat zeker niet.

Ook examinatoren en examens dienen dus stijlvol te zijn en ritueel moet een plaats hebben.

Bij een examen worden mensen juist gewaardeerd. De voorwaarden om juist te kunnen waarderen moeten dan ook aanwezig zijn. Stijl en ritueel zijn fundamenten. (Onder de leiding van de heer Peter Demandt heeft stijl en ritueel weer een plaats gekregen bij de judo-examens vanaf 4e dan!)

 

Het onderwerp ‘bijzondere promoties’ is een heikel onderwerp, alhoewel alle onderdelen van bovenstaande tekst van toepassing kunnen zijn.

De JBN heeft wat criteria omschreven en men denkt wel lichtzinnig over de beoordeling door de IJF. Denk niet, dat de IJF ‘zomaar even’ promoties accordeert dan wel overneemt. IJF vraagt zeer uitgebreide documentatie en bewijs van de bijdragen, die men, nationaal en internationaal, heeft geleverd; dus dat is ‘niet zomaar klaar’.

Voor een eenmalige erepromotie moet men echt wel wat gedaan hebben en in de tijd van nivellering moet men attent zijn op meedoen met nivellering.

Ook moet men inzien dat het niet voor iedereen weggelegd is om 4e, 5e, 6e,7e of 8e dan te worden. Ook lichamelijke gebreken, ik herhaal: ook lichamelijke gebreken kunnen op ieder niveau een belemmering zijn. Voor mensen die zich uitputtend en niet aflatend inspannen voor judo en die, om wat voor redenen dan ook (ook fysieke) geen of beperkt judo kunnen doen, voor die, onmisbare,  mensen zijn er onderscheidingen anders dan judograduaties.

Eerder schreef ik over ‘betekenis van judo in het leven’ (6e dan en hoger); dit is op vele manieren in te vullen; door publicaties, werkstukken, het ontwikkelen en/of leiden van grote langlopende projecten etc. Ook dat kan in het oordeel over ‘bijzondere promoties’ meegenomen worden in het bepalen van de criteria.

Vanaf 4e dan is attitude een zeer belangrijk, zo niet het belangrijkste, aspect bij beoordeling en graduatie.

 

Tot slot:

Het jezelf voordragen voor 6e, 7e en 8e dan is voor mij onbegrijpelijk, citaat van Flaubert:

” Het is merkwaardig dat de mensen stompzinniger worden naarmate ze zichzelf meer verafgoden!”

Als je de uitspraak van Flaubert plaatst tegen de achtergrond van attitude, attitude die zeker voor 6e,7e en 8e dan het belangrijkst is, dan moet men de gevolgtrekking kunnen maken, dat ‘jezelf voordragen en daarmee je eigen attitude beoordelend’  alles te maken heeft met “jezelf verafgoden”.

December 2019

 

 

 

 

Willem Visser

8e dan Judo IJF