Door Willem Visser
Willem Visser (8e dan) was trainer/coach van het roemruchte Judo Ryu Nijmegen en was ook jarenlang bondscoach van de JBN. Gepassioneerd, analytisch, visionair en kritisch. Dat laatste zorgde er voor dat hij sinds 2003 feitenlijk “persona non grate’ was (of is) bij de JBN. Hij belande ondermeer op een zijspoor omdat hij de hoofdpresentatie had gedaan op het IJF congres in Osaka. De JBN vond dat hij eerst om toestemming had moeten vragen….. Onlangs kreeg hij, pas nadat hij voor de derde keer was voorgedragen sinds 2008, de 8e dan. Tijdens deze gelegenheid was zijn dankwoord ook kritisch.
13 Jaar (wan)beleid en daarna een paar jaar géén beleid heeft Nederland op de ongelukkige 13e plaats gebracht in de judo-medaillespiegel van Rio de Janeiro.
Tot overmaat van ramp gaf de voorzitter van de JBN, verantwoordelijk voor ‘geen beleid’ enige maanden voor de Olympische Spelen de ‘pijp aan Maarten’ zodat Maarten er ineens geheel alleen voorstond! (In 1996 maakte ik hetzelfde mee en dat betekende tenminste één medaille minder….)
Gelukkig behaalde Anika van Emden 63 kg een bronzen medaille in Rio de Janeiro.
Anika heeft al haar potentiële krachten optimaal tot ontwikkeling gebracht en dat resulteerde in die welverdiende bronzen Olympisch medaille; zij redde daarmee de eer van het Nederlandse judoteam, want….. het was de enige Nederlandse medaille.
Nederland eindigde dus op die ongelukkige 13e plaats in het medailleklassement.
Er zal geëvalueerd worden en dat is niet aan mij, maar dat mag zeker niet zijn aan de technisch directeur met hockeyachtergrond, die eerst bleef, toen weer weg zou gaan, uiteindelijk toch bleef om vervolgens, hopelijk voorgoed, weg te gaan en weg te blijven.
Waarmee, op wellicht ironische wijze, wordt aangegeven, dat een technisch directeur van de Judo Bond Nederland een judospecialist moet zijn.
Nederland is in oppervlakte een klein land, maar in judo was het een groot land en dat moet en kan het heel snel weer worden. (Nu gouden medailles voor kleine judolanden als Slovenië, Kosovo en Argentinië!)
Nederland is het verplicht aan zijn geschiedenis om bij de top vijf van de wereld te behoren op de Olympische Spelen Judo; de prestaties op de Olympische Spelen 2016 wijzen helaas duidelijk anders uit.
En wordt naar allerlei personen gewezen die verantwoordelijk zouden zijn voor de teloorgang van het Nederlandse judo.
Maar…er is maar een orgaan dat direct verantwoordelijk is: het bestuur van de JBN.
Dat bestuur zou ter verantwoording geroepen moeten worden.
‘Zou’, want helaas kan dat niet meer; het merendeel van het bestuur heeft het schip verlaten, nog voordat het echt in zwaar weer terecht was gekomen.
In Nederland zijn minstens 300 goed opgeleide trainers, leraren en coaches. Deze professionals zijn vaak ondergeschikt gemaakt aan, overigens goed willende en strikt noodzakelijke, vrijwilligers (tussen die vrijwilligers verschuilen zich overigens ook kwaadwillige vrijwilligers, die hun ego willen strelen of, nog erger, willen laten strelen), terwijl de professionals leidend moeten zijn in de JBN.
Het zou beter zijn als professionals de leiding hebben. (Professioneel = deskundig, integer, bereid en in staat om samen te werken.)
De bondsraad van de JBN kiest en benoemt het bestuur, maar er zijn slechts weinig professionals in de bondsraad vertegenwoordigd, waardoor er ook geen professioneel bestuur gekozen wordt. Het ontberen van deskundigheid leidt tot nivellering van het niveau, niet alleen in bestuurlijk opzicht, maar ook op judo technisch gebied.
De JBN kan, geïnspireerd en geleid door professionals, de eigen kracht herwinnen, de eigen identiteit hervinden en etaleren, dynamiek aanzwengelen, innovatie ontwikkelen en doorvoeren. Om dat alles te verwezenlijken is een grote mate van creativiteit nodig.
Inspirerend leiderschap is dus onontbeerlijk om de vijf genoemde componenten (weer) tot leven te brengen. En de leiding (het bestuur) zal dus moeten bestaan uit hoofdzakelijk judospecialisten, die niet besturen op afstand, maar die direct leiding geven aan het proces van herstel en uitbouw.
Momenteel staat centralisatie ter discussie en de oplossing van dit probleem is slechts één van de opdrachten voor het nieuwe bestuur van de JBN.
Er zijn nog tal van andere doelstellingen te noemen; ik noem er hier slechts een paar:
* Er zijn ruim 125.000 judobeoefenaren in NL en minder dan 40.000 zijn lid van de JBN. Hier ligt dus al een enorme taak, die niet kan worden opgelost zonder de optimale medewerking van de circa 300 trainers, leraren en coaches.
Een veel groter ledenaantal zal de eigen kracht vergroten.
* De JBN moet er in slagen om judo te promoten als pedagogisch spel, waardoor het aantal leden ook gigantisch kan stijgen.
Bijna niemand in NL weet, dat in 2015 de UNESCO judo als de meest waardevolle sport voor jeugd van 4 tot 21 jaar heeft aangemerkt; dit kan op allerlei manieren uitgedragen worden.
De breedtesport is de basis voor de topsport en de uitspraak van de UNESCO kan in grote mate bepalend zijn voor de identiteit.
* Ondanks het feit dat de JBN een project heeft, genaamd ‘de club centraal’, krijgt de club geen ruimte om judoka langdurig en optimaal tot ontwikkeling te brengen.
De club behoort ook de eerste relatie met de judoka te hebben. Hierdoor blijven trainers, leraren en coaches gemotiveerd, terwijl de judoka die acteren in de nationale selecties de veiligheid en de warmte van de eigen club behouden, hetgeen ook in bepaalde perioden van de topsportcarrière van belang kan zijn.
Hier ligt ook een oplossing voor het probleem ‘centraliseren’:
Train vaak tezamen met judoka van het hoogste niveau; dat hoeft echter niet te betekenen dat judoka losgekoppeld moeten worden van persoonlijke coach en/of club.
‘De club centraal’, mits goed ingevuld en uitgevoerd, kan een enorme dynamiek genereren. Goed ingevuld en uitgevoerd betekent ook het behouden van competitie tussen clubs en judoka; competitie is sterk niveauverhogend!
(Judoka ‘uit de club halen’ verhoogt niet bepaald de onderlinge competitie.)
* Een technische commissie, bestaande uit ervaren specialisten, zal zorg moeten dragen voor innovatie. Die innovatie zal ook een voedingsbron zijn voor de bondscoaches, clubcoaches en opleiders.
* Behoudens de heer Jan Snijders speelt er niemand een rol van betekenis in de Europese Judo Unie of Internationale Judo Federatie. Het is dus wenselijk en zelfs noodzakelijk om JBN-judospecialisten in het bestuur of in de commissies van EJU en IJF te hebben, waardoor men mee kan werken aan, en ook direct op de hoogte is van, innovaties op allerlei gebied.
* Ter promotie van judo kan een groot internationaal EJU of IJF toernooi worden georganiseerd in Nederland.
Om bovenstaande en andere beleidsuitgangspunten uit te voeren, zal een grote mate van creativiteit aan de dag gelegd moeten worden en de JBN zal het geheel op eigen kracht moeten doen!
Er zijn nog veel meer doelstellingen te benoemen en ik wil de laatste die ik hier noem extra onder de aandacht brengen:
* De technische nivellering moet een halt worden toegeroepen en alle technische krachten, judospecialisten, zullen een sterke technische ontwikkeling mede moeten vormgeven.
De judotechniek is de essentie en allerlei vormen van kracht en uithoudingsvermogen zijn hulpmiddelen.
In het huidige Nederlandse judo overschaduwen de hulpmiddelen (kracht en uithoudingsvermogen) de essentie en nu zodanig, dat het een duidelijke, negatieve, weerslag heeft op het resultaat.
De juiste verhouding tussen techniektraining enerzijds en training van kracht en uithoudingsvermogen anderzijds zal (terug)gevonden moeten worden.
De huidige Nederlandse topjudoka heeft over het algemeen geen gebrek aan kracht en uithoudingsvermogen, maar het gebruik van techniek is bepaald niet optimaal te noemen.
Een grote mate van creativiteit zal nodig zijn om op het juiste moment de juiste techniek te gebruiken; judo zonder creativiteit levert geen aansprekende resultaten.
Een van de kernwaarden van een judoka is onafhankelijkheid; de JBN zal dus ook onafhankelijk moeten zijn!
Samenwerken met NOC is goed en aan te raden. Echter, vanwege financiële aspecten het beleid laten bepalen door het, uit voornamelijk hockeyers bestaande, NOC is uit den boze.
Gezamenlijk centraal trainen (op Papendal) is noodzakelijk, omdat de JBN dat noodzakelijk vindt, maar niet omdat het NOC dat gebiedt.
Tot slot.
De JBN gaat een mooie tijd tegemoet; er is veel te ontwikkelen en er is héél veel te veranderen!
Het nieuwe professionele bestuur zal eigen kracht, eigen identiteit, dynamiek, innovatie en creativiteit als principes kunnen hebben.
Vat moed bestuur, vat moed!
Willem Visser
(Willem Visser is raadgever en docent aan de NIFSA, Universiteit van Kanoya, Japan.)
www.willemvissercoaching.eu