Nihon Sport

Willem Visser: 211031 Evaluatie NTC “Vanaf de zijlijn”

Na de Olympische Spelen in Tokio schreef ik een artikel met de titel 2032.

In dat artikel heb ik me vanaf de zijlijn onthouden van kritiek en het artikel 2032 gaat over de toekomst.

Korte tijd later ontvingen de judoka van de nationale selectie van de JBN een bericht met als afzender JBN. Men mag toch verwachten dat er een naam vernoemd zou worden als afzender, bijvoorbeeld de naam van de technisch directeur of van een andere leidende persoon uit de topsportsector; het was niet het geval!

Hieronder twee citaten uit het bericht van de onpersoonlijke JBN:

 

Achtergrond

We bouwen aan een succesvol NTC waar topsporters zichzelf continu verbeteren met als resultaat het behalen van gouden medailles. Aan het eind van 2020 is er een eerste evaluatieronde van de eerste periode van het NTC programma geweest. In aanloop naar en na afloop van de Olympische Spelen is de evaluatie voortgezet en afgerond, waarna een besluit is genomen over de structuur 2021-2024.

Evaluatie

De Olympische Spelen zijn reeds geëvalueerd met de Olympische coaches. De conclusie is duidelijk: er is ondermaats gepresteerd op de afgelopen Spelen. Er zijn meerdere zaken die hieraan ten grondslag liggen. Dit verschilt soms per individu, maar generiek kwamen de volgende zaken boven als oorzaken:

  • Mentale vaardigheden en de coaching in deze vaardigheden;
  • Onvoldoende samenwerking tussen coaches om zichzelf en sporters beter te maken;
  • Sporters worden vaak in hun comfortzone gelaten.

 

Achtergrond

Op basis van de evaluatie is er een besluit genomen over de structuur 2021-2024. En verderop staat een structuurschema, dat is ‘genomen’ uit een boek over cultuurverandering. Dat schema zal ik maar niet in dit artikel kopiëren.

Nu al acht maanden bakkeleien leiders van politieke partijen in Den Haag over structuren en cultuur, terwijl er zeer grote problemen zijn die vrijwel direct om oplossingen vragen! Structuren en cultuur zijn kennelijk belangrijker dan oplossingen en mogelijkheden voor mensen.

Structuren zijn hulpmiddelen en als men integer werkt aan hetzelfde doel, dan ontstaat er een cultuur; in het geval van Judo een cultuur gebaseerd op een eigen identiteit, op eigen kracht, met grote dynamiek, innovatie en creativiteit.

In het schrijven van de ‘onpersoonlijke’ JBN aan de judoka van de nationale selectie is de structuur HOOFDZAAK en geen hulpmiddel. De structuur overschaduwt echter de essentie, waardoor de essentie in de knel komt en mogelijk sterft.

De NOODZAAK om adequaat en snel te handelen wordt ook door het bestuur van de JBN niet ingezien.

 

Evaluatie

Er komen drie oorzaken ‘boven water’ waardoor “ondermaats is gepresteerd op de afgelopen Olympische Spelen”.  (De drie oorzaken worden “generiek” genoemd.)

De drie oorzaken zijn direct gekoppeld aan coaching; ook het laatst genoemde heeft betrekking op coaching.

Alvorens in te gaan op deze drie ‘generieke oorzaken’ mijn opvatting over selectiecriteria waaraan nationale coaches moeten voldoen:

 

  1. Judocoach met zeer goede sportopleiding, die zijn sporen in topjudo al heeft verdiend;

opleiding en coaching van Nederlandse kampioenen judo, alsmede aansprekende internationale successen van judoka, die door haar of hem zijn opgeleid.

  1. Ex topjudoka, Europees niveau, met een goede sportopleiding en ervaring in coaching.

 

De huidige nationale coaches kunnen dus langs deze selectiecriteria lat gelegd worden en dan kan de gevolgtrekking kan worden gemaakt, dat Maarten Arens, Michael Bazynski en Benito May ruimschoots aan deze criteria voldoen en dus door moeten kunnen werken om de doelstellingen te kunnen verwezenlijken.

Ook de directeur topsport moet een specialist in Judo zijn en het beste is dat ook hij/zij voldoet aan de twee gestelde criteria. Theo Meijer is een zeer goede technisch directeur!

Een nationale selectie is geen opleidingsinstituut voor coaches en de structuur moet dus niet worden misbruikt als selectie-instrument voor coaches. Dat houdt in dat een aantal coaches niet op dit niveau kunnen werken!

(Wat is toch de reden dat er nationale coaches zijn, die niet aan de bovenstaande criteria voldoen en zeker niet aan de hieronder genoemde competenties?)

Na die selectiecriteria kan men de competenties van een coach benoemen en voor het gemak van de ‘onpersoonlijke JBN’ zal ik dat meteen doen, waarbij ik met klem wil stellen, dat deskundige aanvullingen natuurlijk gedaan kunnen worden.

Competenties van een topcoach

  • Originele ideeën en zeer gedreven om deze ideeën uit te voeren en gericht op het bereiken van het doel;
  • Snel vaste patronen ontdekken in gebeurtenissen en het ontwikkelen van perspectieven voor de lange termijn;
  • Eenmaal aangesteld de taak organiseren en uitvoeren;
  • Sceptisch en onafhankelijk;
  • Eerlijk en betrouwbaar;
  • Hoge normen voor competenties en uitvoering van anderen en vooral van zichzelf;
  • Hoogwaardige sportspecifieke en sportechnische kennis en kunde;
  • Methodische en didactische vaardigheden;
  • Beïnvloedingsbekwaam;
  • Taakgerichte sociale vaardigheden;
  • Goede uitdrukkingsvaardigheid in woord en geschrift;
  • Meer dan gemiddelde ontwikkeling;
  • Diplomatieke vaardigheden;

 

Korte typering van een topcaoch: (zie ook Meyers-Briggs Type Indicator en publicaties van Peter Murphy)

Analytisch, autonoom, georganiseerd, gesloten karakter, compleet, krachtig, onafhankelijk, origineel, systeem-gedreven, theoretisch, vastberaden en visionair.

 

Een coach moeten leren, studeren, onderwijzen, luisteren, observeren, analyseren, denken, evalueren, veranderen, stimuleren, inspireren en héél hard werken!

Nu zal ik ingaan op de evaluatie.

(De topsportcoördinator van de JBN verzuchtte  via LinkedIn dat er vanaf “de zijlijn” wel weer kritiek zou komen. Hij suggereert dat allen aan de zijlijn niet deskundig zijn, daarmee zichzelf kwalificerend en de zijlijn per definitie diskwalificerend.

Zou het misschien toch zo zijn, dat er deskundigen zijn, die zichtbaar hun sporen hebben verdiend, die constructieve feedback zouden kunnen geven? Waarom wordt er in de topsportsectie van de JBN geen gebruik gemaakt van deskundigen met kennis, ervaring en internationale resultaten?)

 

In het onderdeel Achtergrond staat: “we bouwen aan een succesvol NTC waarin topsporters zichzelf continu verbeteren met als resultaat het behalen van gouden medailles”.

Het woord topsporters wordt hier gebruikt, het bewijs van het feit dat dit document niet geschreven is door een judoka (desgewenst kan het document ook gebruikt worden voor andere belangengroepen); en er wordt geschreven over zichzelf verbeteren.

Nu moet ik uit de school klappen; regelmatig hoor ik, dat er vooraf aan de zeer geringe techniektrainingen op Papendal door de coach wordt gezegd: “je mag doen wat jezelf wil”, anders gezegd: “zoek het zelf maar uit, want ik zou niet weten wat ik zou moeten doen en hoe ik het zou moeten leiden of begeleiden” ”Je mag ook krachttraining gaan doen”, (‘dan worden mijn tekortkomingen tenminste ook niet zichtbaar’!)

Gaat de techniektraining, op aandringen van de judoka dan toch door, dan maken diezelfde coaches, die absoluut niet aan de genoemde selectiecriteria voldoen, de opmerkingen dat in Nederland uchi komi geheel anders moet dan bijvoorbeeld in Japan en Frankrijk gebruikelijk is…..(negen gouden medailles in Tokio voor Japan, zeven gouden medailles voor een jong Japans team onlangs in Parijs en veertien medailles voor Frankrijk met ook veel jonge judoka! Heeft men in die landen en in al die andere landen met goede tot zeer goede resultaten ook een eigen uchi komi uitgevonden, dat lijkt op bietentrekken in West Brabant?)

Vervolgens de tekst in de evaluatie “waarin topsporters zichzelf continu verbeteren”; juist ja, zichzelf continu verbeteren, omdat er coaches zijn die het kennelijk niet kunnen! (Zie ‘selectiecriteria nationale coaches’).

 

En er worden gouden medailles verwacht; enige bescheidenheid is nu wel gepast, want het behalen van gouden medailles vanuit een achterstandsituatie van minimaal vier jaar is hoog gegrepen. Eerst maar eens gericht zijn op het behalen van medailles!

Dat er ondermaats is gepresteerd op de Olympische Spelen is een understatement gezien vanuit het budget en de technische begeleiding van judoka. Volop budget, echter op Papendal is er nauwelijks technische begeleiding en de clubs is alle zin ontnomen om de strikt noodzakelijke bijdrage te leveren.

 

Voor wat betreft de opleiding van coaches vraag ik me af wat daar gebeurt; grof gezegd lijkt het mij (gezien vanaf de gediskwalificeerde zijlijn) dat ‘tikkertje en haasje over’ en allerlei pedagogische en agogische aspecten ver de boventoon voeren boven het aanleren van techniek, het leren van randori en het begeleiden van randori (randori vooral op basis van techniek, bewegingsrichting enz.)!

Let wel: judo met techniek als basis voor randori kan ook een uitstekend pedagogisch spel zijn!

Andere bezorgde ‘zijlijn bewandelaars’ zijn op initiatief van en met Robbert van der Geest al begonnen met een uitstekend initiatief om ‘echt’ randori te organiseren en te ontwikkelen. Maar….als dit geen ‘aansluiting vindt en vervolg krijgt op Papendal’ dan is het als water naar de zee dragen.

 

Het zou schorten aan mentale vaardigheden en de coaching daarvan. (Lees eerst: “In het diepste van de ziel is niets te zien” van Jeffrey Wijnberg). Als men in alle opzichten goed getraind is, dan is men mentaal sterk; daar kan de coach mee beginnen. En wat te denken van het voorkomen van mentale problemen, onder andere door juiste technische, fysieke en mentale belasting in de verschillende ontwikkelingsfasen in Judo.

Er zou onvoldoende samenwerking zijn tussen de coaches.

Met Theo Meijer als technisch directeur, Maarten Arens als hoofdcoach heren en Michal Bazinsky als hoofdcoach dames moet die samenwerking tot stand kunnen worden gebracht; men moet wel een gemeenschappelijk doel hebben en daar allen taakgericht aan werken. En….. de opdracht om je als coach steeds weer te verbeteren ligt besloten in de eerder genoemde competenties.

En bestuur van de JBN, Theo Meijer moet gevraagd worden, dan heeft u ook geen K+V nodig om iemand te werven met de tekst “kennis en ervaring in Judo is niet nodig”. (Als je dit leest als zijlijnbewandelaar dan vlieg je toch door de ruiten….)

In uw positie, bestuur van de JBN, moet u iemand nederig vragen om deze schier onmogelijke taak te gaan vervullen en niet hoog van de toren blazen, want van het gistende en zuigende moeras moet weer een stevig fundament gemaakt worden met een vruchtbare grond voor optimale ontwikkeling! En als Theo het niet doet dan zijn er nog een paar kandidaten uit eigen gelederen, want DE JUDO BOND NEDERLAND MOET GERUND WORDEN DOOR JUDOKA met Jessica Gal als voorzitter (intelligent, creatief en technisch)!

 

Het woord comfortzone is momenteel mateloos populair, kijk naar de praatprogramma’s op de TV; iedereen komt uit zijn/haar comfortzone of wil er niet uitkomen. Zelf moet ik dan meteen denken aan een ouwe slechte zangeres die nergens spijt van heeft gehad en telkens weer een hemel schreiende metamorfose doormaakt in dan weer een nieuw programma verschijnt…..

Misschien wordt hier met comfortzone bedoeld, dat judoka zich voortdurend ongemakkelijk voelen; welnu een aantal judoka voelen zich op Papendal ongemakkelijk!

 

En nu een eerste, slechts zeer globale, constructieve feedback.

Het NL judo is voor 70% gericht op kracht en uithoudingsvermogen (algemeen en, naar ik hoop, ook specifiek) en voor 30% op techniek (en het laatste percentage is door mij sterk naar boven afgerond).

Door gericht te zijn op 70% kracht en uithoudingsvermogen wordt het Judo ook voor 70% dwars door de weerstand heen; dwars door de weerstand heen maakt hoekig, bonkig en zelfs afstotelijk, letterlijk en figuurlijk!

Citaat van de voortreffelijke kampioen en coach Peter Snijders: “als je door de deur naar binnen wilt gaan, gebruik dan de klink van de deur en ga niet langs de scharnieren”. Met andere woorden, ‘gebruik techniek en vindt de klink van de deur’. Dus niet blind op de deur afstormen en er dwars doorheen willen, maar nauwkeurig kijken waar de klink zich bevindt en hoe deze te hanteren (want er zijn veel verschillende sloten op deuren). Techniek, creativiteit en intelligentie!

Judoka moeten kunnen beschikken over automatismen, technische reflexen, waardoor aanval en  verdediging ‘economisch’ wordt; geconditioneerde bewegingen. Dat betekent dat bewegingen en ook automatismen als het ware ‘ingeslepen’ moeten worden en harmonische uchi komi, yaku  soku geiko en nage komi zijn de uitstekende middelen.

Voorbeelden: als men beschikt over het automatisme om uchi mata te kunnen beantwoorden met uchi mata gaeshi, als men o soto gari automatisch kan beantwoorden met o soto gari gaeshi, als men o uchi gari automatisch kan beantwoorden men o uchi gari gaeshi, als men tai otoshi meteen zonder nadenken kan beantwoorden met ko soto gake, enzovoorts, wat betekent dat dan voor het cybernetisch vermogen van de judoka, wat betekent dat dan wel niet voor de mentale rust gedurende de wedstrijd; men kan onder andere nog meer geconcentreerd zijn op de eigen aanvalspatronen en op het handhaven of aanpassen van het eigen strijdplan.

Eigen aanvalspatronen die natuurlijk ook volledig eigen gemaakt moeten worden; meerdere aanvalspatronen zelfs, waardoor de judoka gedurende de wedstrijd zelf kan variëren en verbinden.

Voorbeelden: ko uchi gari verbinden  met uchi mata, ko uchi gari verbinden met o soto gari, o uch gari verbinden met o soto gari, o uchi gari verbinden met tai otoshi of seoi nage, enzovoorts, enzovoorts.

In de topsportfase moet de judoka kunnen beschikken over de eigen specifieke automatismen en natuurlijk moet in die fase steeds specifieker en individueel getraind worden.

Bovenstaande betekent, dat 70% kracht en uithoudingvermogen en 30% Judo training moeten veranderen in 70% Judo, techniek/randori, en maximaal 30% kracht en uithoudingsvermogen (algemeen en specifiek).

De genoemde percentages zijn de percentages van senioren op topniveau; voor de verschillende ontwikkelingsfasen in Judo gelden andere percentages, aangepast aan de specifieke ontwikkelingsfase; de verschillende ontwikkelingsfasen in Judo zijn door mij omschreven (en op aanvraag beschikbaar).

Ook het technische programma alsmede de bijbehorende (specifieke) conditionering op basis van techniek is door mij omschreven (en op aanvraag beschikbaar).

 

Ineens zie ik dat de zijlijn al bedekt is met ruim 2200 woorden! Voor een zijlijnbewandelaar, voor Nederlandse begrippen en acceptatie, waarschijnlijk al veel te veel. Echter, vanaf de zijlijn mocht ik, op uitnodiging, in een groot aantal landen ‘wat roepen’; in april 2021 nog op het Olympisch Congres voor coaches van het NOC van Uzbekistan! Met dit artikel heb ik de vrijheid genomen om ‘wat te roepen’ in de richting van het Nederlandse Judo speelveld.

 

 

In een van mijn eerdere artikelen schreef ik dat het de laatste zou zijn.

Aanvaard alstublieft mijn verontschuldigingen; mijn liefde voor Judo dwong mij ertoe om dit artikel (en het vorige “2032”) te schrijven en te publiceren, want…….

 

 

 

“Als wijsheid komt als het te laat is,

dan is wijsheid nutteloos”

 

 

 

211031

Willem Visser

vanaf de zijlijn en in balans

Willem Visser: “2032”

In 1992 werden er op de Olympische Spelen in Barcelona door Nederland (JBN) twee bronzen medailles behaald (Irene de Kok en Theo Meijer); budget voor dames en heren €200.000 per jaar.

In 1996 werden er op de Olympische Spelen in Atlanta door Nederland (JBN) twee bronzen medailles behaald; budget voor dames en heren €300.000 per jaar.

(Van beider budgetten reisden ook de nationale juniorenteams de wereld rond en zij, dames en heren, behaalden vele medailles.)

In 2021 werd er op de Olympische Spelen in Tokio door Nederland één bronzen medaille behaald; budget voor dames en heren €8.500.000! Gelukkig was daar Sanne van Dijke die de eer van Nederland nog enigszins heeft gered.

 

Judo NL presteerde slecht en de topsportcoördinator van de JBN haastte zich om te schrijven ‘dat de kritiek, vooral van hen die aan de zijlijn stonden, wel weer los zou barsten’.

Echter, door velen werd vooraf al gesteld, dat het met het beleid van de JBN niet goed gaat. Het beleid bij andere sportbonden is veel beter en dat resulteerde in geweldige successen!

Eindverantwoordelijk voor de resultaten van de judoka is de leiding van de JBN, de leiding  van de JBN is verantwoordelijk voor de effectiviteit van de organisatie en de technische verantwoordelijkheid delegeren zij aan een technische staf; de gehele technische staf is dus medeverantwoordelijk voor de effectiviteit van de topsportsectie!

De verantwoordelijkheid kan niet bij de judoka worden gelegd en zeker niet als zij, vaak ongewild, in een keurslijf worden gepropt. (Systemen en structuren zijn er om mensen te dienen en niet essentieel maar zijn slechts hulpmiddelen.)

In zijn ‘ vluchtschrift’ via LinkedIn ‘brabbelde’ de topsportcoördinator van de JBN ook nog iets in de trant van ‘evalueren’. Het is absoluut niet wenselijk, dat de leiding (bestuur en topsport-staf) zichzelf gaat evalueren, dat kan beter overgelaten worden aan professionele mensen uit ‘de zijlijn’.

 

Met evalueren zal ik me in dit artikel niet bezig houden, echter in die evaluatie moet zeker het onderstaande worden meegenomen:

  • Japan behaalde negen (9!) van de 14 gouden medailles met een voorbereiding die bestond uit minimaal 70% judotraining (techniektraining en randori) en maximaal 30% training van uithoudingsvermogen (algemeen en specifiek) en kracht (algemeen en specifiek)
  • In een dankwoord aan de sponsor van krachttrainingsapparatuur bedankte een judoka, deelnemer in Tokio, de sponsor met de uitspraak dat krachttraining de basis van Judo vormt……
  • In 1996 behaalden twee judoka, Jenny Gal en Mark Huizinga, een bronzen medaille; zij waren toonbeelden van techniek en intelligentie. Mark Huizinga werd in 2000 Olympisch Kampioen.

 

Een logische gevolgtrekking is, dat het Nederlandse Judo aan een ‘hevige’ hervorming toe is; tenminste 70% judotraining (techniektraining en randori) en maximaal 30% training van uithoudingsvermogen en kracht met als basis intelligentie!

Onlangs volgde ik een klein gedeelte van een online seminar van de JBN. Judocoach Gé van den Elshout vertelde in zijn betoog, dat hij aandachtig gekeken had naar het Nederlands Kampioenschap Judo onder 18 jaar; Gé van den Elshout was ontstelt over het technisch niveau, “schrikbarend”.

Een paar ‘oude’ deskundigen, die hun sporen in het Nederlandse Judo hebben verdiend, liepen zelfs het gehele Pieterpad (vanwege hun vergevorderde leeftijd in delen) om te filosoferen en van gedachten te wisselen over hoe het Nederlandse Judo van de ondergang gered kan worden. ‘Een bedevaart om het Nederlandse Judo te redden…!’

 

Misschien kan ik, zonder de evaluatie af te wachten, als “persona non grata van de JBN” en als iemand “die nooit meer mag terugkeren in het Nederlandse Judo”, een eerste stap zetten op het (Pieter)pad naar herstel.

 

Dit artikel heb ik als titel 2032 gegeven, omdat het Nederlandse Judo zich daarop moet richten. Een lange termijn visie met een aantal mogelijke tussendoelen voor de korte termijn (2024 en 2028), waarbij men zich moet realiseren dat lange termijn en korte termijn dezelfde startdatum en een andere einddatum hebben!

 

Men kan zes periodes onderscheiden in de Olympische voorbereiding:

  1. Superlange periode, te beginnen op de leeftijd tussen 8 en 10 jaar;
  2. Lange periode van voorbereiding, te beginnen op de leeftijd van 11 en 12 jaar;
  3. Midden lange periode van voorbereiding, te beginnen op de leeftijd van 14 jaar;
  4. Korte periode van voorbereiding, te beginnen op de leeftijd van 17 jaar;
  5. Ultra korte periode van voorbereiding, te beginnen op de leeftijd van 20 jaar;
  6. Laatste periode van voorbereiding, te beginnen één jaar voor de Olympische Spelen en uitlopend in een specifieke voorbereiding.

 

Iedere voorbereidende periode bestaat uit technische, fysieke en mentale aspecten; deze zijn volledig gericht op de fase waarin de judoka zich bevindt.

(Let wel, altijd is het technische, fysieke en mentale programma volledig in overeenstemming met de leeftijdsfase.)

Voor iedere periode kan nauwkeurig omschreven worden wat de inhoud van de training is op het gebied van techniek, uithoudingsvermogen en kracht. Uiteraard kunnen ook de mentale aspecten in de verschillende ontwikkelingsperioden nader omschreven worden.

 

Het ideaalbeeld zal zijn, als men landelijk in de clubs met de groep 8 tot 10 jarigen en met de groep van 11 en 12 jaar kan beginnen, om deze groep vervolgens door alle periodes heen op te leiden en te begeleiden. In feite zal het optimaal zijn als coaches met deze leeftijdsgroep starten met de voorbereiding op de Olympische Spelen 2032.

De coaches zullen perfect opgeleid moeten zijn, waarbij kennis en kunde van techniek de essentie moet zijn. (Het voert nu te ver om hier de inhoud van de opleiding en de competenties van professionele coaches te vernoemen; het ligt klaar!)

Als het gaat om de voorbereiding van 2024 dan zullen judoka vanaf de leeftijd van 20 jaar daarvoor in aanmerking kunnen komen.

Als het gaat om de voorbereiding voor 2028 dan zullen judoka vanaf 17 jaar daarvoor in aanmerking kunnen komen.

(Let wel; in deze structuur worden leeftijden genoemd. Deze leeftijden zijn globaal gesteld en kunnen individueel verschillen.)

 

 

De leiding van de JBN, met een goede toekomstvisie, richt zich op alle genoemde periodes, vooral ook op de Olympische Spelen van 2032!

 

De verwezenlijking van het totale programma kan absoluut niet zonder de optimale medewerking van de judoclubs en de regio’s; uitstekende judoleraren en judocoaches zijn absoluut noodzakelijk, onmisbaar zelfs.

 

De huidige structuur zal enigszins bijgesteld moeten worden. Als de judoka naar Papendal gaan voor de nationale trainingen dan zullen zij al in hoge mate gevormd moeten zijn.

(Enige personele aanpassing voor Papendal is wellicht noodzakelijk….)

 

De inhoud van het programma…? Ook dat ligt klaar!

 

 

Tot slot

In de vraaggesprekken met judoka Henk Grol gaf hij aan, dat hij bepaald niet trots was op zijn resultaat. Dat siert Henk Grol; daar waar andere atleten in andere sportdisciplines bij verlies stelden, dat ze ondanks het verlies toch trots waren, deed Henk Grol dat niet!

Henk Grol toont karakter als hij simpelweg stelt, dat hij fouten heeft gemaakt en dus niet trots kan zijn op het resultaat van de Olympische Spelen 2020, gehouden in 2021.

Maar…… Henk Grol kan wel trots zijn op zijn gehele Judocarrière en op zijn enorme doorzettingsvermogen en onverzettelijkheid.

Het doorzettingsvermogen en de onverzettelijkheid van Henk Grol kan als voorbeeld dienen voor alle jonge judoka in Nederland.

 

 

 

 

210929

Willem Visser

Op weg naar het einde niet uit balans’

Willem Visser: “Jbuiglnjhuoguihjlhojhjlihljjiohoiohuogivuibogouhiohohioiohpijpipijopjpjilpojpijipjjopjoplhhojhojhlihipjipjpjpijpijiohjonpijpijiljo”

Jbuiglnjhuoguihjlhojhjlihljjiohoiohuogivuibogouhiohohioiohpijpipijopjpjilpojpijipjjopjoplhhojhojhlihipjipjpjpijpijiohjonpijpijiljo

 

Ja, u ziet het goed, dit is de titel van dit artikel; er zijn namelijk geen woorden die kunnen omschrijven wat er zich momenteel in de Judo Bond Nederland afspeelt.

Toch zal ik hier de politieke chaos analyseren.

Het bestuur is direct of indirect ‘weggestuurd’ door de bondsraadsleden, twee bestuursleden bleven achter om ‘om op de failliete winkel te passen’. Ondertussen kropen de bondsraadsleden weer in hun modderige onwelriekende loopgraven om elkaar en belanghebbenden, onder andere NOC*NSF, te beschieten met mondelinge of schriftelijke teksten.

De aanleiding was dit keer het mogelijk wijzigen van een deel van de uitvoering van het topsportbeleid en het niet invoeren van een verplichte VOG voor officials van de JBN.

Uit eerdere artikelen die ik schreef, moge blijken dat ik voor een JBN ben met eigen kracht, eigen identiteit en vol van dynamiek, innovatie en creativiteit. De twee eerst genoemde onderdelen, eigen kracht en eigen identiteit, houden in dat niet het NOC*NSF bepaalt wat en hoe het beleid en de uitvoering daarvan moet zijn; de JBN, en met name het bestuur, bepaalt dat zelf.

Daarvoor kunnen we teruggaan naar het ontstaan van de georganiseerde sport. Voor Judo ging dat zoals bij vrijwel andere sporten. Judoka verenigen zich in verenigingen, verenigingen vormen regio’s en vanuit de regio’s ontstaan judobonden, die later tot één bond worden gesmeed. (Zie mijn volgend artikel over de geschiedenis van het Nederlandse Judo.)

Tal van sportbonden zijn op min of meer dezelfde manier ontstaan en alle sportbonden hadden en hebben tot doel om ‘dienstbaar’ te zijn aan de sportbeoefenaren.

Op deze manier ontstond ook het NSF en het NSF had als  doel om ‘dienstbaar’ te zijn aan de verschillende sportbonden. Het NOC was in eerste instantie bedoeld om ‘dienstbaar’ te zijn aan sportbonden die deel wilde nemen aan de Olympische Spelen.

Later zijn NOC en NSF samengevoegd, naar ik aanneem, om ‘dienstbaar’ te zijn aan de sportbonden.

In dit artikel is de ontstaansgeschiedenis van sportbonden uiterst summier omschreven om te benadrukken, dat bonden en ‘bondsofficials’ er uitsluitend zijn om dienstbaar te zijn aan de sportbeoefenaren! (Dus Maurits Hendriks moet dienstbaar zijn aan Joeri van Gelder……. en het komt helaas veel vaker voor dat ‘bondsofficials’ de dienstbaarheid aan de sporters vergeten, veronachtzamen of zelfs bewust vernietigen, voornamelijk om hun ego te laten ‘schitteren’.)

Toch zijn er bij het NOC*NSF officials de van een dusdanig hoog niveau zijn dat zij het zich kunnen veroorloven om, met ondersteuning van een grote deskundige, een brief te schrijven naar de bondsraadsleden; een brief die bol staat van kritiek op de structuur van de JBN (op basis van het bestuursrecht) en de daaruit voortvloeiende controle en uitvoering van het beleid. De bondsraadsleden ‘dichten’ zichzelf taken en verantwoordelijkheden toe, ingegeven door macht. Helaas is dit niet te verwoorden in ‘dichterlijke taal’, echter uitsluitend in:

Jbuiglnjhuoguihjlhojhjlihljjiohoiohuogivuibogouhiohohioiohpijpipijopjpjilpojpijipjjopjoplhhojhojhlihipjipjpjpijpijiohjonpijpijiljo

 

Al in de tijd van Frans Hoogendijk, de beste voorzitter die de JBN ooit heeft gehad 1988-1996, beschoten de bondsraadsleden uit hun modderige en niet welriekende loopgraven het bestuur en vooral Frans Hoogendijk. Na bijna acht jaar beschoten te zijn heeft Frans Hoogendijk in april 1996 ‘het loodje gelegd’ en het Nederlandse Judo Team moest in bestuurlijke chaos gaan deelnemen aan de Olympische Spelen. Dit mag nooit meer voorkomen, simpelweg omdat dit de ‘dienstbaarheid’ aan de judoka absoluut en bepaald niet ten goede komt; ik ben ervan overtuigd dat die chaos tenminste één judo-medaille heeft gekost!

Vóór de periode van het bestuur onder leiding van Frans Hoogendijk en de gehele periode ná Frans Hoogendijk botvieren de bondsraadsleden hun satanische genoegens en uiten dat door ieder bestuur vanuit hun loopgraven te beschieten. (Onlangs las ik  in het boek van Rutger Bregman, dat in de Eerste Wereld Oorlog, 1914- 1918, de schutters van de verschillende partijen in de loopgraven, de loopgraven uitkwamen om gezamenlijk Kerstmis te vieren; zelfs daartoe zijn de bondsraadsleden niet in staat.)

De brief van de hoogste officials van het NOC*NSF, niet zijnde Maurits Hendriks, werd door de gezamenlijke bondsraadsleden uit Noord Nederland, Noord Holland en Zuid Holland in een Open Brief beantwoord op een hooghartige manier, die zelfs mij (als zeer hooghartig bekend staand) veel te ver gaat……

In de brief schrijven de genoemde bondsraadsleden dat zij vrijwilligers zijn in een (let op) niet professionele organisatie, de JBN. Bewust of onbewust heeft men hierdoor zichzelf en de JBN als organisatie compleet gediskwalificeerd (kennelijk zijn bondsraadsleden in ‘het bevredigen en strelen’ van hun ego’s het verschil tussen bewust en onbewust, in opgewonden staat, geheel uit het oog verloren).

Vrijwilligers in de JBN, die een functie binnen de JBN bekleden, zijn verplicht om zich professioneel te gedragen. Professioneel betekent als eerste: deskundig, integer, bereid en in staat om samen te werken! 

Welnu, als het gaat om deze definitie van professionaliteit (deskundig, integer, bereid en in staat om samen te werken) komen de bondsraadsleden heel veel te kort.

Daarnaast is het in deze tijd voor vrijwilligers met een niet professionele instelling niet mogelijk om een middelgrote sportbond te leiden. En….in deze tijd moet een sportbond professioneel geleid worden, welke definitie van professioneel ook wordt gebruikt!

Ook mag en kan een structuur, waarin onder andere het omschrijven en scheiden van taken en verantwoordelijkheden die niet overeenstemt met het bestuursrecht niet gehandhaafd blijven, hoe graag de ‘loopgraven-bewoners’ dat ook zouden willen.

Sinds jaar en dag scheppen de bondsraadsleden er genoegen in om het bestuur te bestoken, totdat men ‘het loodje legt’ en dat moet afgelopen zijn!

En bondsraadsleden, u bent volledig verantwoordelijk voor de onbestuurbaarheid van de JBN; en als het dan even een moment bestuurbaar is, dan betrekt u uw stellingen weer om met uw anti-professionele attitude en zonder competenties het bestuur af te schieten.

U bent niet deskundig, niet integer en niet bereid en in staat om samen te werken.

Dus opstappen, allemaal!

En dat is dan meteen de eerste stap op weg naar een nieuwe JBN.

De tweede stap is: het veilig stellen van een perfecte voorbereiding voor de Olympische Spelen van de topjudoka, waaronder wellicht een Olympisch kampioen en wellicht zelfs twee Olympische kampioenen! Hiertoe moeten Maarten Arens, Michael Bazynski en Benito May ongestoord door kunnen werken om hun doelstellingen te kunnen verwezenlijken! Het NOC*NSF heeft in een brief hiertoe al een garantie afgegeven.

Om de voortgang en uitvoering van een topsportbeleid te realiseren zullen er nieuwe nationale coaches voor junioren aangesteld moeten worden. De te selecteren coaches moeten voldoen aan één of aan beide criteria:

  1. Judocoach met zeer goede sportopleiding, die zijn sporen in topjudo al heeft verdiend;

opleiding en coaching van Nederlandse kampioenen judo, alsmede aansprekende internationale successen van judoka die door haar of hem zijn opgeleid.

  1. Ex topjudoka, Europees niveau, met een zeer goede sportopleiding.

De opleiding van jonge judoka moet weer gaan plaatsvinden in de clubs.

Op de derde plaats moet er snel een nieuwe structuur worden ontwikkeld en ingevoerd. (Zie een vorig artikel, waarin omschreven is wat die structuur zou kunnen zijn.)

Op de vierde plaats moeten er nu nieuwe bekwame judoka worden gevraagd om het bestuur te vormen:

Jessica Gal voorzitter, Emile Pruim financiën, Theo Meijer topsport, Edgar Kruyning opleiding en breedtesport, Dennis van der Geest pr en communicatie.

Het bestuur kan Mark Huizinga vragen om technisch directeur te worden en Anthony Wurth kan gevraagd worden om de functie van algemeen directeur te gaan vervullen.

 

Persoonlijk, weet ik zeker, dat dit team met Jessica Gal als voorzitter de Judo Bond Nederland optimaal zal voortstuwen (eigen kracht, eigen identiteit, dynamisch, innovatief en creatief).

En ja, er moeten een voorzitter en bestuursleden worden gevraagd, omdat de JBN de beste mensen nodig heeft; de beste mensen krijgt men niet door sollicitatieprocedures!

Het mag nooit meer zo zijn, dat bondsraadsleden een nieuwe voorzitter werven om deze vervolgens onder controle te houden en te pas en te onpas vanuit de loopgraven te beschieten.

Maar……de eerste stap is cruciaal:

Bondsraadsleden opstappen, allemaal, want u bent volledig verantwoordelijk voor de onbestuurbaarheid van de JBN!

 

Na vier jaar onder het voorzitterschap van Jessica Gal kan er eventueel een nieuw bestuur gekozen worden op basis van het voorstel zoals ik in een eerder artikel heb beschreven; in dat artikel is al beschreven dat het bestuur het beleid maakt en uitvoert en dat een kleine bondsraad controleert. Het is echter te hopen, dat Jessica met haar team na vier jaar nog één volgende periode doorgaat. (Zoals gebruikelijk zou moeten zijn, kan een bestuur niet meer als twee perioden aanblijven.)

 

Maar helaas gaat het aanstaande zaterdag niet over Judo en over judoka; aanstaande zaterdag zullen ‘de reglementen-neukers’ hun bevrediging zoeken…….

 

 

 

Dit was mijn laatste artikel over de JBN als bestuursorganisatie; er zal na dit artikel geen draagvlak en belangstelling meer zijn voor mijn satirische beschouwingen.

 

Satire is als een boeket wilde bloemen en in de loopgraven van de Hel groeien en bloeien zelfs geen wilde bloemen.

 

 

200908

 

Willem Visser

8e dan Judo IJF

Open Innovation in the Origins of Judo by Ferran Agúndez

Open Innovation in the Origins of Judo

 

by Ferran Agúndez

excerpt from chapter 6 of Judo management_Apply the philosophy of judo to leadership.

 

Jigoro Kano, the father founder of Judo used an innovation strategy similar to what we know now as Open Innovation, an approach for developing innovation pro­posed by Professor Henry W. Chesbrough in 2003. The main idea of this approach is that organisations can, and must, use external ideas as well as their own and, through cooperation with other organisations, develop innovation processes. That is to say, the approach proposes combining internal knowledge with ex­ternal knowledge in order to invigorate the creative process, implement it and achieve its objectives.

Kano was mindful of the advice of his American professor, Ernest Fenollosa, to not systematically renounce Japanese arts and traditions. Therefore, he drew inspiration from the combat system of samurais, rooted in his own culture, thus enabling a better understanding and quick dissemination among the population.

Jigoro Kano was also able to seize the opportunity offered by the new times. The winds of change and modernisation that reached Japan meant that tradi­tional martial arts were associated with the anachronistic practices inherent to feudal Japan. Kano took advantage of this decline to access knowledge that the more than one hundred different traditional jujutsu schools kept in secrecy. Each school hid its technical knowledge from the others, aiming to prevent its secrets being used against it. By doing so, they aimed to maintain a competitive edge over the other forms of fighting. The transmission of this knowledge was conducted in a highly selective way to the most trusted students and when the sensei saw that his time in charge of the school was drawing to a close.

Faced with the possibility that their knowledge would disappear with the new times, the senseis of the schools overcame this reticence and were willing to open­ly explain their technical knowledge of throws, pinning techniques, chokes and joint locks to a young Jigoro Kano, who was eager to learn and had a clear aim: to create something useful for society. This intensive learning exercise enabled him to found his own school in 1882, with an unprecedented amalgam of techniques.

Willem Visser over Talentontwikkeling JBN

“Als judobond zijn we er de afgelopen jaren onvoldoende in geslaagd om talentvolle judoka’s een optimale leerweg te bieden tot topjudoka”.

Dit is een onderdeel van een persbericht van de JBN, dat zeer recentelijk is verspreid. En het zou bepaald niet opzienbarend zijn geweest als de volgende zin als volgt zou zijn geweest: “ Als directeur topsport van de JBN ben ik verantwoordelijk voor het resultaat en daarom treed ik terug als directeur topsport van de JBN. Graag wil ik iedereen bedanken…..enz.” Welnu, die vervolgzin was er niet, omdat ‘koste wat kost’ de eigen functie behouden moet blijven (en ‘koste wat kost’ kost altijd teveel)!

Nadat Ben Sonnemans als technisch directeur de JBN was uitgewerkt, is eerst een hockeyer en daarna een schaatser bezig geweest om ‘de bal dan wel mis te slaan’ of ‘de verkeerde baan te nemen’. Ben Sonnemans kreeg niet eens de tijd om zich fatsoenlijk in te werken en daar hij zich niet neer wenste te leggen bij het hockey-management van het NOC vertrok hij.
(Hockey…mondiaal een heel kleine sport, evenals schaatsen overigens. Ooit meer dan 15 landen zien deelnemen aan EK, WK en/of Olympische Spelen bij hockey en schaatsen? Welnu, bij judo meer dan het tienvoudige van 15! En moeten wij als judoka ‘onze oren dan laten hangen’ naar kleine sporten als hockey en schaatsen?)
Ook werd het mooie woord “leerweg” geïntroduceerd, dat bleek dus ‘de verkeerde baan’ te zijn.

“Waarom richt je jezelf, met jouw talent, niet op de absolute top” vroeg ik een tijdje terug aan een judoka en het antwoord was: “laat ik het er maar op houden dat er geen wederzijds vertrouwen is op meerdere vlakken; en in mijn nieuwe sport mag ik zelf ook invloed uitoefenen op het invullen van mijn trainingsschema……!” Later vernam ik, dat veel judoka hun droom om dezelfde redenen hadden opgegeven!

Als judoka (en bepaald geen hockeyer of schaatser) krijg ik dan een brok in mijn keel; ja, die judocoach waar men eens over schreef dat hij ‘verstoken was van iedere vorm van gevoel’, krijgt dan een brok in zijn keel en tevens een gevoel van machteloosheid, omdat hij hier niets meer aan kan veranderen.

En onder het regiem van hockeyers en schaatsers, die door piloot Maurits Hendriks, met als grondnavigator Jos Hell, de JBN in zijn geparachuteerd, zijn talloze judoka voor topjudo verloren gegaan en is jarenlang een corona-achtige aanslag gepleegd op de judo-clubs in Nederland, waardoor veel judo-clubs aan het infuus liggen.

Het is verschrikkelijk dat talrijke talentvolle judoka ‘de jas aan de kapstok hebben gehangen’ en veel judocoaches ‘hebben de pijp aan Maarten gegeven’ en hebben dus ook vrijwel geen bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van jonge judoka, jonge mensen met ambitie om ‘alles eruit te halen wat er in zit’.

Als je als directeur topsport van de JBN op je geweten hebt dat jonge judoka zijn gestopt, clubcoaches zijn afgehaakt en clubs zijn gemarginaliseerd, mag je dan doodgemoedereerd op ‘je comfortabele stoel blijven zitten’? En heb je dan zelf niet het inzicht, dat je niet als ‘een bonus-trekkende verliesgevende Air France CEO’ in functie kunt blijven? En dat je ruimte moet maken voor iemand die ‘de bal wel weet te raken’ en die ‘wel de juiste baan neemt’?

En in dezelfde alinea wordt dan “een nieuwe structuur” gepresenteerd, waarin “hand in hand met de clubs gebouwd moet worden aan een goed gevulde vijver aan potentiële topjudoka’s”. (We moeten nu wel oppassen dat we, als de huidige directeur topsport tot inzicht is gekomen, geen zwemmer of roeier als directeur topsport JBN krijgen….)

Dit onderdeel van de zogenaamde “nieuwe structuur” bestond al sinds het voorzitterschap van Frans Hoogendijk (de beste voorzitter van de JBN ooit) met zeer veel internationale successen van junioren en senioren en….met 60.000 actieve leden in de bond!
Maar, de oude structuur met “full time programma’s op de RTC’s zullen nog tot 31 juli 2021 in stand blijven”, zo wordt in het persbericht gemeld. Nu neem ik toch aan dat hier een typefout is gemaakt? “31 juli 2021” moet natuurlijk zijn ‘31 juli 2020’.

En wat als het nu eens geen typefout is? Weer een groot aantal ambitieuze judoka die afhaken, weer meer gedemotiveerde coaches en een aanslag op de clubs?
Geen zorgen, het is een typefout!?!

Of loopt het contract van de huidige directeur topsport misschien tot 31 juli 2021…..?

“ ….. onderaan de streep hebben we onszelf een onvoldoende gegeven…..en besluiten nemen die bijdragen aan een opleidingsstructuur die toekomstbestendig is”. Ook dit is een citaat uit het persbericht en dan mag men toch aannemen dat het juiste besluit, zoals hierboven is beschreven, al is genomen!

Een belangrijke verandering is, citaat: “Op het NTC wordt duidelijker onderscheid aangebracht tussen het seniorenprogramma en het juniorenprogramma in de academie (start zomer 2020)”.

Op het eind van het persbericht dus toch nog een adder onder het gras, want weer wordt een aanslag gepleegd op de relatie judoka-clubcoach en de clubs, daar jonge judoka verplicht worden naar de JBN academie te gaan, zonder te weten welk ‘programma’ daar wordt aangeboden en zonder dat zijzelf of de clubcoach invloed heeft op die individuele (?) programma’s. En wordt er hier dan voorbijgegaan aan de alom gehoorde kritiek, dat er geen technisch programma is, simpelweg omdat men geen interesse heeft in techniekontwikkeling of geen kennis heeft van techniek en de ontwikkeling daarvan?

Uiteraard mag dit artikel geen herhaling worden van wat ik eerder, ook hier, publiceerde; toch nog een ‘ruwe schets’ van het ideaalbeeld:

* Het judo op Papendal is de plaats waar judoka, junioren en senioren, op het hoogste landelijke niveau randori kunnen doen;
* Op Papendal hebben judoka de gelegenheid om het individuele krachtrainingsprogramma af te werken;
* Het niveau op Papendal moet in alle opzichten het hoogste nationale niveau zijn, zodat judoka en clubcoaches de noodzaak inzien en judoka graag willen trainen op Papendal;
* De clubcoach heeft de eerste relatie met de judoka en is als het ware de projectmanager. De bondscoach is de programmamanager die meerdere projecten kan leiden;
* De clubcoach is de opleider van de judoka en de club is de thuisbasis van de judoka; de thuisbasis daar waar de judoka vandaan komt en waar de judoka altijd op terug kan vallen.

Er wordt gesproken over “nieuwe structuur” en daarover het onderstaande.
De structuur, het ideaalbeeld, kan bestaan uit twee onderdelen:

A. Een structuur met processen die continuïteit en kwaliteit ontwikkelt, perfectioneert en bewaakt. Dit is een structuur met een grote mate van vrijheid voor judoka, clubcoaches en bondscoaches om dwars door de organisatie samen te werken, kennis te delen en nieuwe ideeën uit te werken.
B. Het andere deel van de structuur is gericht op het ontwikkelen van de organisatie en de daarmee gepaard gaande ontwikkeling van judoka, clubcoaches en bondscoaches. Ook hier krijgen allen de vrije hand om met elkaar samen te werken.

Iedereen die met een proces, project of programma bezig is moet weten dat zij/hij daaraan ondergeschikt is en men kan dus door het bestuur worden geleid, begeleid en bijgestuurd.

En tot slot ‘het bestuur’.
De Judo Bond Nederland is een bijzonder ouderwetse organisatie. Het gaat me hier te ver om dat nader toe te lichten en ook hierover heb ik al eerder kort gepubliceerd. Dus ik beperk me tot het beknopt schetsen van een ideaalbeeld.

* De verkiezing van het bestuur gaat niet meer op individuele basis; een bestuur wordt verkozen als team op basis van een uit te voeren beleidsplan voor vier jaar.
* Een team bestaat dus uit een voorzitter, een financieel specialist, een secretaris, een topsport specialist en een breedtesport/opleiding specialist.
* Uit verschillende teams, aangevoerd door een potentiële voorzitter, wordt door de bondsraad een keuze gemaakt voor de tijd van vier jaar, bij voorkeur een Olympische cyclus.
* Het bestuur voert het beleidsplan uit en de bondsraad controleert tweemaal per jaar de voortgang van de uitvoering van het beleid.
* Het bestuur krijgt gedurende deze periodieke vergadering de gelegenheid om verantwoording af te leggen en om de noodzakelijke aanpassingen aan de bondsraad voor te leggen.

Ook hier geldt: Iedereen die met een proces, project of programma bezig is moet weten dat zij/hij daaraan ondergeschikt is en dat geldt ook voor bondsraad en bondsbestuur.

Het ideaalbeeld ontstaat in de verbeelding en zonder verbeelding geen resultaat.

200430
Willem Visser

Veiligheid door Perfectie

In 1977 verscheen er een boek van de hand van Anton Geesink met de titel “Veiligheid door Perfectie”.
Op de voorpagina Anton Geesink die, in een blauwe judogi, een migi uchi mata uitvoert, die door Leo de Vries, in een gele judogi, wordt geblokkeerd op een manier die vele judoka van nu niet kennen en ook tai sabaki is duidelijk zichtbaar!
Gelukkig is van het experiment met gekleurde judogi alleen blauw overgebleven, want er was al genoeg ‘lawaai en bonte kermis’ in de ontwikkeling van Judo.

In dit artikel gebruik ik de titel van het boek, niet omdat er nu een boekbespreking volgt, maar omdat ‘Veiligheid door Perfectie’ een uitstekende oneliner is van Anton Geesink die in deze tijd, 2020, nog zeer wel van kracht is.
(Overigens zijn er nog wel meer oneliners van Anton Geesink, zoals: “Je mag een eigen mening hebben, maar deze moet wel dezelfde zijn als die van mij, Anton Geesink”; een mening bevindt zich vaak midden op de lijn tussen onwetendheid en kennis…..
Een andere, altijd zeer goed te gebruiken, oneliner en helaas ook in onbruik geraakt is:
“If you want to be a champion, you have to look like a champion” een gezegde van Anton Geesink die zelfs als inspiratie-afbeelding in de Kokushikan Universiteit hangt; de Kokushikan die onder andere de Olympische Kampioenen Saitoh, Ucheshiba en Suzuki heeft opgeleid. Overigens staat er in het zicht van de dojo een boom, die daar door Anton Geesink is gepland en die nu letterlijk is uitgegroeid tot een groot symbool……)

‘Veiligheid door perfectie’ impliceert, terecht, dat imperfectie tot onveiligheid kan leiden. Onveiligheid kan dus de oorzaak zijn van een blessure.
Perfectie is een garantie voor veiligheid!

In een vorig artikel heb ik geschreven over ‘Hazumi & Ikioi’, over ‘essentie & hulpmiddelen’. De essentie in judo is techniek en de hulpmiddelen zijn vormen van kracht en uithoudingsvermogen. Zonder al teveel het vorige artikel opnieuw te herhalen is het hier wel noodzakelijk om nog eens te stellen, dat de hulpmiddelen de essentie nooit mogen overschaduwen, omdat Judo dan onherkenbaar wordt en vooral omdat Judo daarvoor niet ontwikkeld is. Of men nu spreekt over Judo als pedagogisch spel, als sport, als Olympische sport of als beweging-culturele activiteit, altijd moet Judo doordrongen blijven van de specifieke, unieke en grote waarden, die zo kenmerkend zijn voor Judo.
Perfectie houdt in Judo in, dat techniek en beweging optimaal, geconditioneerd naar Judo, moeten worden ontwikkeld. Dat geldt niet alleen voor aanvalstechiek, maar ook verdedigingstechniek.

Het internationale wedstrijdreglement heeft bijvoorbeeld kani basami en waki gatame vanuit staande positie om veiligheidsredenen verboden.
(Overigens is het aan de kennis en verantwoordelijkheid van de scheidsrechter om over waki gatame uit staande positie te oordelen en daarin worden, ook internationaal, grove fouten gemaakt.)
In het benoemen van de essentie van Judo maak ik onderscheid in techniek en beweging; niet te scheiden en wel te onderscheiden. Beiden verdienen aandacht om nader beschreven te worden.
In mijn boek ‘Kodokan Go Kyo no Waza’ beschrijf ik werptechnieken, ik geef een fundamentele voorbereidende beweging bij iedere worp aan en de biomechanica wordt middels een tekening verklaard. (Naast die fundamentele voorbereidende bewegingen zijn er andere voorbereidende bewegingen mogelijk!)
In de totaalopleiding van een judoka hoort dus ook de specifieke houdings- en bewegingsvorming voor Judo, zoals shizen tai, jigo tai, kumi kata, tai sabaki, shintai, kuzushi, tsukuri.
Volledige beheersing van shizen tai, jigo tai, kumi kata, tai sabaki, shintai, kuzushi, tsukuri en het perfect kunnen uitvoeren van nage waza en ne waza geven stabiliteit aan de judoka. Het overmatig aandacht besteden aan kumi kata en geen aandacht besteden aan shizen tai, jigo tai, tai sabaki, en shintai, en weinig aandacht besteden nage waza en ne waza is een grote tekortkoming in judo-onderwijs en judotraining!
(In het boek « le judo, évolution de la compétition » van Patrick Vial, Daniel Roche en Claude Fradet wordt kumi kata beschreven op pagina 15 t/m 53. ISBN 2-7114-0748-9)

In een totaalopleiding wordt de judoka zodanig ontwikkeld, dat deze in staat is om ‘geconditioneerd’ te ageren in en te reageren op iedere situatie. Er moet een automatische balans zijn en er is niet de minste onvolkomenheid mogelijk; snel en adequaat inspelen op steeds wisselende situaties, veelal beperkt door tijd en ruimte; meester blijven over de situatie.
Perfecte techniek-uitvoering alleen is niet voldoende; ook houding en beweging moeten perfect zijn, zowel in aanvallend als in verdedigend opzicht.
Voor een perfecte judo-techniek, voor een perfecte judo-houding en voor een perfecte judo-beweging, voor die ontwikkeling is de leraar/coach verantwoordelijk; vooral de leraar die de basisvorming heeft onderwezen, getraind en geleid.

Dat betekent dus dat de leraren die de basisvorming ‘doen’ zeer deskundige leraren moeten zijn. Judo is een ongekend gecompliceerde bewegingsvorm en ook de intelligentie van de leraar speelt een grote rol in dezen, omdat de basis van biomechanica, dynamica en logica ‘geprojecteerd’ moet worden op het individu, het individu dat altijd verschillend is.
(In de opleiding van leraren hoofdzakelijk bezig zijn met ‘zitvoetbal’, ‘haasje over’ en ‘kindertjes kata’ leidt niet tot de deskundigheid die vereist is om judoka perfect op te leiden.)

Als een judoka geblesseerd raakt, dan moet de leraar of coach zich verantwoordelijk voelen voor de basisvorming; techniek, houding, beweging. Ook als een judoka een wedstrijd verliest moet de leraar of coach zich verantwoordelijk voelen, ook in het geval van mentale tekortkomingen van de judoka!

Een judoka die verliest of geblesseerd raakt vanwege een omissie in de basisvorming mag daarvoor de leraar, die de basisvorming geleid heeft, verantwoordelijk achten. Evenzo goed als dat men de krachttrainer of conditietrainer, die verkeerd periodiseert, verantwoordelijk mag achten.
Als een judoka zwaar geblesseerd raakt tegen het einde van het Olympisch kwalificatie traject, bijvoorbeeld door onjuist bewegen (niet geconditioneerd judo-bewegen) dan is niet hij of zij, maar de leraar en/of de coach verantwoordelijk.

En bovenstaande leidt tot de gevolgtrekking, dat de verantwoordelijken voor opleidingsprogramma’s niet meer kracht, maar meer intelligentie in de opleidingsprogramma’s moeten brengen.

Hoe hoger het niveau van judo-beoefening is, des te specifieker, diepgaander en individueler de begeleiding moet zijn.

Met dank aan mijn leraren: sensei J. Vanderhorst (zeven jaar de basisleraar van Anton Geesink), sensei Wim Cobben en sensei Ichiro Abe.

200227
Willem Visser
8e dan Judo IJF

De Judo Bond Nederland, een levende organisatie

Zelfs op grote afstand lees of hoor ik over de ontwikkelingen van de JBN.
Natuurlijk ben ik, al 60 jaar lid van de JBN, nog steeds belangstellend en het is verontrustend om te vernemen, dat het niet goed gaat met de JBN.

Te vaak zie ik in het digitale JBN blad oproepen om leden op te geven of acties om leden te werven.
Ook las ik onlangs een ‘adviesrapport’ van een 70+ club, waarin ook, tussen de regels door, zorg werd uitgesproken over de kwaliteit van de JBN en het ‘adviesrapport’ was ook geschreven om 70+ers als lid van de JBN te behouden. (Dit moet wat mij betreft los worden gezien van het uiterst opmerkelijke middel dat 70+ adviseert; ook lijkt het mij obsessief als iedere verongelijkte groepering binnen de JBN meteen een legitieme status krijgt van adviesorgaan voor gevraagd en ongevraagd advies aan bestuur of portefeuillehouder breedtesport.)

Naast de twee bovenstaande voorbeelden speelt nog steeds ‘het gedwongen loskoppelen van zeer goed presterende tandems van judoka en coach’ met de daarmede gepaard gaande vernedering van hard aan de weg timmerende coaches en clubs. Overigens is dit loskoppelen ook in strijd met de uitspraak van Pieter van den Hoogenband, die onlangs in een Tv-programma juist de samenwerking tussen coach en topsporter propageerde en roemde.

Deze en andere informatie inspireerde mij om het onderstaande artikel te schrijven ter overweging voor allen die participeren in een organisatie, voor leidinggevenden in een organisatie en natuurlijk vooral bedoeld voor het JBN-bestuur en voor hen die het JBN-bestuur kiezen en controleren.

 

De JBN behoort een levende organisatie te zijn.

Dynamiek en innovatie zijn onderdelen die horen bij het begrip “levende organisatie” en dynamiek en innovatie moeten dus ook vast verbonden zijn aan de JBN.
(Het vaststellen van de eigen identiteit en het verwerven van eigen kracht gaan vooraf aan de onderdelen dynamiek en innovatie. Hier ga ik nu niet op in, ook omdat ik hierover al eens heb geschreven.)

Een levende organisatie overleeft alleen als men in staat is om zich aan te passen aan en in te spelen op de voortdurende veranderingen in de wereld om zich heen, zowel persoonlijk, in de eigen (comfort)zone of werksector als wel in het grote geheel.
Men moet dus voeling en binding houden met de wereld om zich heen.
Een levende organisatie is een voortdurend lerende organisatie.

Levende, lerende organisaties hebben, in een steeds veranderende en complexe wereld, meer kans op overleven, meer kans op ontwikkeling.
Succes komt tegenwoordig neer op het mobiliseren van zoveel mogelijk van de kennis die een organisatie ter beschikking staat. Die kennis wordt van binnenuit en van buitenaf gegenereerd, getolereerd zelfs. Daarvoor moet ruimte en vrijheid worden gecreëerd; ruimte is immers essentieel voor een kennisintensieve organisatie en vrijheid is een bron voor creativiteit.
De JBN moet het vermogen om de kansen in de eigen omgeving, intern en extern, benutten om verder te verbeteren.
Alle professionals van de JBN moeten het vermogen bezitten om te bewegen en dat bewegen moet gericht zijn op ontwikkeling; vooral als geheel bewegen in plaats van zich in geïsoleerde territoria op te houden en zichzelf achter grenzen te verschansen.

(Het is wellicht goed om het begrip professional te plaatsen tegenover het begrip vrijwilliger. De JBN kent professionals, de leraren/coaches, en vrijwilligers. Het is ‘vreemd’ dat de JBN wordt geleid door de vrijwilligers; het is ‘ongewenst’ dat de JBN wordt geleid door vrijwilligers omdat, oneerbiedig gezegd, de ‘hulpmiddelen’ de ‘essentie’ overschaduwd! Ook hier ga ik nu niet verder op in, omdat ik in vorige artikelen ook al heb geschreven over professionals versus vrijwilligers en over essentie en hulpmiddelen. Het zal duidelijk zijn dat ik het zeer betreurenswaardig vindt, dat de JBN niet wordt geleid door de professionals van de JBN. Hier in Frankrijk wordt de bond geleid door judo-leraren en
daarom is de FFJ zo’n grote en in vele opzichten, (eigen identiteit/eigen kracht), sterke judobond. Dit is ook kritiek op de professionals binnen de JBN en ik hoor hen roepen “en waar was jij dan?”; welnu, in 2013 en in 2016 heb ik me gemeld voor het voorzitterschap en onder leiding van voorzitter en later interim voorzitter van de Hel ben ik in de doofpot gestopt, waar ik juist voor mijn crematie, zie YouTube, uit ben bevrijd…..)

Bestuursleden moeten het individuele potentieel benutten om nieuwe gedragspatronen -nieuwe vaardigheden- te ontdekken en te implementeren.
Directe communicatie, in plaats van passief en gelaten afwachten, is het middel om een vaardigheid van een individu in te zetten en ook over te brengen op de gehele gemeenschap.

Het woord dynamiek is in dit artikel gebruikt. Dynamiek kan niet louter en alleen gedefinieerd worden als het verrichten van inspanningen. Daarmee doet men het begrip dynamiek tekort, want voor gepassioneerde professionals is het leveren van inspanningen niet moeilijk. Dynamiek wordt echt dynamiek als er nog een component aan toe wordt gevoegd, namelijk: het overwinnen van hindernissen.
Werken op het niveau van manager, directie en bestuur bestaat hoofdzakelijk uit het voorkomen en wegnemen van hindernissen. Daarvoor moet men voortdurend bewegen, moet men voortdurend leren, voortdurend zoeken naar nieuwe gedragspatronen en deze inbrengen.

Het woord innovatie is ook genoemd. Onder innovatie kan worden verstaan dat men steeds weer vorm moet geven aan steeds weer nieuwe signalen en steeds weer nieuwe gebeurtenissen. Als men daarin slaagt, dan is men innovatief.
Om innovatief te zijn is creativiteit nodig.
Vroeger werd nog wel eens het woord proactief gebruikt. Dat woord heb ik persoonlijk afgeschaft, omdat pro-activiteit een achterhaald begrip is en omdat het steeds weer wordt ingehaald. Pro-activiteit kan beter vervangen worden door creativiteit.
Creativiteit brengt mensen in beweging en beweging is een kenmerkend teken van leven. Creativiteit kan ook de JBN in beweging brengen en kan de JBN tot een levende organisatie maken.
Een levende JBN heeft de toekomst, ook als er hindernissen overwonnen moeten worden.
Een levende JBN wordt niet alleen gekenmerkt door waarden en rationele zaken; een levende JBN wordt ook gekenmerkt door de beleving van de mensen, mensen die verbonden zijn met de JBN.
Die beleving genereert creativiteit en de verbondenheid zet aan tot ongekend bewegen.

Kortom, eigen identiteit, eigen kracht, dynamiek, innovatie en creativiteit zijn vijf bouwstenen waarmee men een moderne organisatie, een moderne JBN opbouwt. En ook bij renovatie zijn deze vijf onderdelen leidend.

Een levend JBN-bestuur zal inspirerend, voorbeeld stellend en stimulerend moeten zijn voor de gehele organisatie.
De noodzaak tot synergie en een bewuste bijdrage leveren aan het grote geheel is een belangrijke taak voor de nabije toekomst.

200205
Willem Visser
8e dan Judo IJF

Graduatie

Onlangs is de heer Jan Snijders, uiteindelijk, bevordert tot 9e dan Judo.

De enorme verdiensten van Jan Snijders voor het internationale judo heb ik in een vorig artikel al geschetst en hierbij zeer kort een statement:

‘Zonder Jan Snijders zou Judo nooit de positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt, die het heeft doorgemaakt!’

(Voor hen die nog onderscheid willen maken in Judo en wedstrijdjudo geef ik ter verduidelijking aan, dat het wedstrijdjudo als het ware ‘het uithangbord’ van Judo is.)

Met positieve ontwikkeling bedoel ik, dat Judo, dat dreigde te verworden tot worstelen in een wit en blauw ‘pakkie’ en elkaar straffen ‘aansmeren’, hoogst persoonlijk door IJF scheidsrechters-directeur Jan Snijders een halt is toegeroepen.

Jan Snijders heeft jarenlang, daarmee ook zijn politieke bekwaamheid bewijzend, gestreden om de waardevolle principes van Judo in wedstrijden te waarborgen. Dat heeft hij gedaan door de regels in wedstrijdjudo steeds af te stemmen op de principes van Judo, zoals Judo door Jigoro Kano Shihan is bedoeld.

Als iemand 9e dan is, dan is dat wel Jan Snijders.

Deze bijzondere erepromotie, op basis van werkelijk grote verdiensten, is meteen aanleiding om het fenomeen ‘graduatie in Judo’ (nog) eens onder de loep te nemen.

Daarbij hanteer ik twee uitgangspunten van judo-beoefening:

  1. Op basis van het principe van doelmatig gebruik van energie, geestelijk en lichamelijk, komen tot een volmaakte harmonie van lichaam en geest, door middel van beoefening van judo.
  2. Door middel van judo lichaam en geest tot een goede harmonie ontwikkelen, om zichzelf te vervolmaken tot een harmonisch mens om te kunnen bijdragen tot een goede levenssfeer voor alle mensen.

Ippon is het ultieme streven in judo en moet dus ook zichtbaar zijn een judo-examen; ippon bestaat uit:

  • techniek of kracht
  • snelheid
  • coördinatie
  • psychisch vermogen

Bij de beoordeling van een  judoka bij een examen moeten bovenstaande criteria worden geobserveerd, tegen de bovenstaande achtergrond.

Een examen leidt tot een graduatie en gradueren is: waarderen, belonen en stimuleren.

 

Gradueren gebeurt na een examen, of in zeer uitzonderlijke gevallen na een ander soort beoordeling, en de onderstaande punten moeten positief kunnen worden beoordeeld:

Houding, gedrag en instelling (1), begrip van judo (2), techniek (3), competitie (4), tijd van judobeoefening (5), actief in judo (6), leeftijd (7).

 

Voor 4e dan en hoger zal een theorie-examen zeer toepasselijk zijn.

 

Bij de uitvoering van techniek zijn de onderstaande punten belangrijk:

  • Kamae: houding, shizenhontai migi en hidari.
  • Kumi kata: basis, rever/mouw + de relatie kamae-kumi kata (rechts vast-rechts voor. Links vast-links voor.), henka (variaties) en henka yotsu (rechts tegenover links).
  • Beweging:  houdt de steunpunten onder het zwaartepunt en houdt het steunvlak groot. Dit moet zichtbaar zijn als men beweegt (aymi ashi, tsugi ashi, tai sabaki en shintai) en werpt in alle richtingen met variaties (henka) zoals bijvoorbeeld mawari komi, oikomi, tobi komi, hikidashi.  Men moet kunnen bewegen in verschillende richtingen overeenkomstig de wetten van de zwaartekracht, dynamica en logica.

 

De wetten van Newton, vertraging en versnelling, zijn van belang alsmede de richtingverandering. Deze principes zijn zowel in nage waza als wel in ne waza van groot belang.

Zwaartekracht en dynamica zijn vanwege de exactheid geen onderwerp van discussie, maar logica wordt veelal verschillend gewaardeerd en verdient veel studie!

  • Tweezijdig uitvoeren (en oefenen). Van belang voor harmonie, balans (geestelijk en lichamelijk), technisch, fysiologisch en psychisch.
  • Kuzushi: actie, actie-reactie en gebruikmaken van disbalans van uke.

Een techniek bestaat uit: voorbereidende beweging, kuzushi, tsukuri en gake of gatame. (Als een van deze facetten niet aanwezig is: geen goede techniek.) Ook de volgorde moet juist zijn, en wel vloeiend in elkaar overlopend.

  • Ne waza

Bij osea, shime en ude kansetsu waza is controle het meest belangrijk. Ook moet er ordening worden gebracht in ne waza: basis, komen tot ne waza, varianten en inspelen op steeds wisselende situaties. Over het algemeen is de benaming te weinig bekend. Bij 1e, 2e en 3e dan-examens wordt er gewerkt vanuit randori-situaties; bij 4e dan en hoger  vanuit benaming en varianten.

  • Kata

Kata brengt de ethiek van het judo tot uitdrukking. Ieder kata heeft zijn eigen uitdrukkingsvorm, die tot volledige samenhang moet komen. De basis is een theoretisch gegeven: aanval en verdediging. Esthetiek, ethiek, mechanica, dynamica en logica vormen judo tot een systeem van lichamelijke opvoeding met vele waarden. Alles moet met een maximale doeltreffendheid leiden tot algemeen welzijn. Kata is geen demonstratie van afzonderlijke technieken, kata moet een kunstvorm zijn, dus met hart en ziel. Kunst mag een eigen opvatting hebben, maar de grondvorm van vaststaande bewegingsmotoriek moet aanwezig zijn. Ritme is van groot belang. Het moment, de timing, wordt ontwikkeld door ritme (harmonisch omgaan met spanning en ontspanning). Kata is ook een oefening.

Hoekige en felle handelingen, die het gevolg zijn van energie (verkwisting) moeten vermeden worden. Het is niet harmonisch. Disharmonie is de grote vijand van iedere interpretatie van kunst. Er moet harmonie zijn in het eigen ritme en in kata moeten de ritmes op elkaar zijn afgestemd. Lange training is hiervoor noodzakelijk. Bij tori en uke moet een gelijk niveau zijn van techniek en instelling. Rust en harmonie is belangrijk, nooit onrust en ongeduld.

  • Systeem

Een examen kan leiden tot graduatie.

Willen we goed gradueren dan zal de methodiek hetzelfde moeten zijn, dat wil zeggen: hetzelfde systeem en dezelfde weg waarlangs(structuur).

Er is maar een universele waarheid. Daar moet je als leraar naar blijven zoeken als een intermediair tussen de waarheid en de wereld.

Een systeem is een gestructureerd geheel van kennen en kunnen:

    • gebaseerd op grondslagen
    • gericht op doelstellingen
    • het geeft de weg waarlangs en de middelen waarmee het doel kan worden bereikt.

In Nederland is steeds een groot gebrek aan een universeel systeem.

  • Ontwikkeling van judoka: (ook van belang bij graduatie-eisen)
    • Kyu periode:  aanleren van basistechniek, nage waza, ne waza, hikomi waza
    • 1e  t/m 3e dan: verdieping van techniek en tokui waza ontwikkeling.
    • 4e en 5e dan: diepgang en achtergronden van onder andere kata en wat, waarom en hoe.
    • 6e dan en hoger: betekenis van het judo in het leven en in het leven van de judoka.
  • Stijl en ritueel: Stijl en ritueel worden veronachtzaamd. Juist bij de verdieping (vanaf 4edan dus) is stijl en ritueel belangrijk.

Judo is een vorm van fysieke en mentale opvoeding en vorming, een vorm van houding en  beweging. Houding en beweging houdt veel meer in  dan alleen maar doelmatigheid. Ook leven is niet alleen maar doelmatigheid. Zorg besteden aan stijl en achting van ritueel misstaat zeker niet.

Ook examinatoren en examens dienen dus stijlvol te zijn en ritueel moet een plaats hebben.

Bij een examen worden mensen juist gewaardeerd. De voorwaarden om juist te kunnen waarderen moeten dan ook aanwezig zijn. Stijl en ritueel zijn fundamenten. (Onder de leiding van de heer Peter Demandt heeft stijl en ritueel weer een plaats gekregen bij de judo-examens vanaf 4e dan!)

 

Het onderwerp ‘bijzondere promoties’ is een heikel onderwerp, alhoewel alle onderdelen van bovenstaande tekst van toepassing kunnen zijn.

De JBN heeft wat criteria omschreven en men denkt wel lichtzinnig over de beoordeling door de IJF. Denk niet, dat de IJF ‘zomaar even’ promoties accordeert dan wel overneemt. IJF vraagt zeer uitgebreide documentatie en bewijs van de bijdragen, die men, nationaal en internationaal, heeft geleverd; dus dat is ‘niet zomaar klaar’.

Voor een eenmalige erepromotie moet men echt wel wat gedaan hebben en in de tijd van nivellering moet men attent zijn op meedoen met nivellering.

Ook moet men inzien dat het niet voor iedereen weggelegd is om 4e, 5e, 6e,7e of 8e dan te worden. Ook lichamelijke gebreken, ik herhaal: ook lichamelijke gebreken kunnen op ieder niveau een belemmering zijn. Voor mensen die zich uitputtend en niet aflatend inspannen voor judo en die, om wat voor redenen dan ook (ook fysieke) geen of beperkt judo kunnen doen, voor die, onmisbare,  mensen zijn er onderscheidingen anders dan judograduaties.

Eerder schreef ik over ‘betekenis van judo in het leven’ (6e dan en hoger); dit is op vele manieren in te vullen; door publicaties, werkstukken, het ontwikkelen en/of leiden van grote langlopende projecten etc. Ook dat kan in het oordeel over ‘bijzondere promoties’ meegenomen worden in het bepalen van de criteria.

Vanaf 4e dan is attitude een zeer belangrijk, zo niet het belangrijkste, aspect bij beoordeling en graduatie.

 

Tot slot:

Het jezelf voordragen voor 6e, 7e en 8e dan is voor mij onbegrijpelijk, citaat van Flaubert:

” Het is merkwaardig dat de mensen stompzinniger worden naarmate ze zichzelf meer verafgoden!”

Als je de uitspraak van Flaubert plaatst tegen de achtergrond van attitude, attitude die zeker voor 6e,7e en 8e dan het belangrijkst is, dan moet men de gevolgtrekking kunnen maken, dat ‘jezelf voordragen en daarmee je eigen attitude beoordelend’  alles te maken heeft met “jezelf verafgoden”.

December 2019

 

 

 

 

Willem Visser

8e dan Judo IJF

Willem Visser: Verschillende trainingsindelingen in judo

In een vorig artikel heb ik de verschillende fasen van ontwikkeling in judo genoemd.

Voor de Basisfase A en Basisfase B, de Uitbouwfase, de Aansluitingsfase en de Topsportfase zijn beweging technische karakteristieken genoemd alsmede kernpunten voor iedere fase.

Hieronder verschillende trainingsindelingen voor de verschillende fasen en ook de verklaring van de trainingsonderdelen.

 

 

Basisfase A (jeugdles)

 

Taiso + Ukemi bijvoorbeeld door spel                        15 minuten

Sotai-renshu Nage-waza                                            15 minuten

Randori Nage-waza (3×3 min)                                    10 minuten

Sotai-renshu Ne-waza                                                10 minuten

Randori Ne-waza                                                      10 minuten

 

Basisfase B (jeugdles)

 

Taiso + Ukemi                                                          15 minuten

Uchi-komi 1                                                              10 minuten

Yaku-soku-geiko                                                         5 minuten

Sotai-renshu Nage-waza                                            15 minuten

Randori Nage-waza (3×3 min)                                    10 minuten

Sotai-renshu Ne-waza                                                10 minuten

Randori Ne-waza                                                      10 minuten

Seiry Taiso                                                                 5 minuten

 

 

Uitbouwfase

 

Taiso + Ukemi                                                          15 minuten

Uchi-komi 1                                                              10 minuten

Yaku-soku-geiko                                                         5 minuten

Kakari-geiko                                                             15 minuten

Sotai-renshu Nage-waza                                            15 minuten

Randori Nage-waza                                                   10 minuten

Sotai-renshu Ne-waza                                                10 minuten

Randori Ne-waza                                                      10 minuten

Seiry Taiso                                                                 5 minuten

Aansluitingsfase & Topsportfase

Standaard wedstrijdtraining:

Taiso                                                                        10 minuten

  • Circulatie warming-up
  • Normalisering
  • Stretching

 

Ukemi

  • valoefening

 

Uchi-komi 1                                                              10 minuten

  • judotechnische warming-up

 

Uchi-komi 2                                                              15 minuten

  • interval training

 

Yaku-soku-geiko                                                          5 minuten

  • op de beurt werpen

 

Kakari-geiko                                                             15 minuten

  • Tori valt aan, Uke ontwijkt

(op intervalbasis mogelijk)

Sotai-renshu Nage-waza                                            20 minuten

  • aanleren of verbeteren

van een werptechniek

 

Randori Nage-waza                                                   15 minuten

  • 2 á 3 maal 5 minuten

 

Sotai-renshu Ne-waza                                                10 minuten

  • aanleren of verbeteren

van een controletechniek

 

Randori Ne-waza                                                      15 minuten

  • 3 maal 5 min.

of 2 maal 7 ½ minuut

 

Seiry Taiso                                                                  5 minuten

  • lichte Uchi-komi en stretching

 

Mondo

  • technische, tactische of organisatorische aanwijzingen

 

Moku-so

­             –     ideo-motorische en positiefsuggestieve training

 

 

Bovenstaande is een basis wedstrijdtraining. Bij specifieke behoefte kan uiteraard worden afgeweken.

De techniekkeuze voor beide Sotai-renshu dient op jaarbasis te worden vastgelegd aan de hand van:

  • Ideaalbeeld van judo;
  • Individuele behoefte judoka;
  • Statistische conclusies, verkregen uit informatie van het vorige seizoen;
  • Nationale en Internationale ontwikkelingen.

 

Variaties op Standaard Wedstrijdtraining:

Uit fysiologische, didactische of methodische overwegingen kan men een variatie maken op de standaard wedstrijdtraining, door het Ne-waza gedeelte naar voren te halen. De training komt er dan als volgt uit te zien:

 

Taiso (inclusiefs Ebi en Hiki-komi)                            15 minuten

Sotai-renshu Ne-waza                                                10 minuten

Randori Ne-waza                                                      10 minuten

Uchi-komi 1                                                              10 minuten

Uchi-komi 2                                                              15 minuten

Yaku-soku-geiko                                                         5 minuten

Kakari-geiko                                                             15 minuten

Sotai-renshu Nage-waza                                            20 minuten

Randori Nage-waza                                                   10 minuten

Seiry Taiso                                                                 5 minuten

Mondo                                                                        2 minuten

Moku-so                                                                     3 minuten

 

Op bovenstaande indeling kan nog een variant gemaakt worden door de Uchi-komi 2 na de Randori Nage-waza te plaatsen, wat naast fysiologische effecten ook mentale effecten heeft.

 

De oefenstof (inhoud) kan in deze lesindelingen (vorm) gegoten worden, waarmee dus vorm en inhoud wordt gegeven aan een jaarplan en zelfs meerjarenplan.

Vorm en inhoud vormen tezamen een structuur. Op deze wijze werkt men dus gestructureerd naar een doel.

Met……niveau bepaling aan het einde van een fase.

 

 

 

Verantwoording en uitleg van de verschillende trainingsonderdelen

 

Taiso

De fysiologische waarde van een warming-up zijn voldoende aangetoond en behoeven hier niet te worden behandeld. In de warming-up onderscheiden we drie onderdelen:

  1. De circulatie warming-up
    • Het losmaken van spieren en gewrichten;
    • Het opwarmen van de spieren;
    • Het op arbeidsniveau brengen van de organen.
  2. De normalisering
    • Spierversterking; na gewenning zal dit ook op peil houden van de spierkracht betekenen.
  3. De stretching
    • Licht en kort statisch rekken van de spiergroepen.

Ukemi

Valoefening is altijd in een training opgenomen. Het is van zowel technische als wel van psychisch/mentale waarde. Het Zempo Kaiten (rollen) heeft ook zeer coördinatieve waarden; Nl. bij het rollen behoort men de lichaamsledematen zo gunstig mogelijk te groeperen rondom het zwaartepunt.

Het vallen is de ziel van het judo.

 

 

 

Uchi-komi

We onderscheiden globaal twee Uchi-komi momenten in een training:

  1. Als specifieke warming-up en als cooling-down;
  2. Als conditietraining op basis van techniek;
    1. Als algemene conditietraining;
    2. Als specifieke intervaltraining:
      1. Duurtraining: 1:30 arbeid, 0:30 rust
      2. Tempotraining: 0:45 arbeid, 0:30 rust
  • Snelheidstraining: 0:30 arbeid, 1:00/1:30 rust

E.e.a. wordt geperiodiseerd, d.w.z. ingedeeld in de week en dus verdeeld over 6 trainingseenheden en afgestemd op de periode in het seizoen en soms bijvoorbeeld bij trainingsachterstand, individueel aangepast.

 

Uchi-komi ingedeeld naar bewegingsverloop

 

  • Butsu-kari

Balans verstoren en inkomen maken in twee pasritme voor worpen in voorwaartse richting en achterwaartse richting. In voorwaartse richting onderscheiden we dan ook nog Koshi-waza en Te-waza en in achterwaartse richting onderscheiden we O-uchi-gari, Ko-uchi-gari en O-soto-gari.

 

Bewegingsverloop:

  • Stilstaande met zwaaibeen;
  • In beweging met zwaaibeen;
  • In Shintai (bewegen in het sagittale vlak).

 

Doel en plaats:

  • Specifieke warming-up en bij de cooling-down met als doel perfectioneren van Kuzushi en Tsukuri.

 

  • Uchi-komi met zwaaibeen, te gebruiken als:

Bewegingsverloop:

  • Stilstaande;
  • In beweging.

 

Doel en plaats:

  • Specifieke warming-up en cooling-down;
  • Intervaltraining;
  • Onderdeel van de techniekverbetering (langzame bewegingsaanloop en bewegingsafloop).

 

  • Uchi-komi met uitstappen:

Bewegingsverloop:

  • Stilstaande;
  • In beweging.

 

Doel en plaats:

  • Specifieke warming-up;

 

 

 

 

 

  • Uchi-komi in Shintai:

Bewegingsverloop:

  • Recht naar links;
  • Links naar links;
  • Rechts naar links en omgekeerd;
  • Afwisselend rechts-links of links-rechts.

 

Doel en plaats:

  • Interval training;
  • Cooling-down;
  • In periode van actief herstel.

 

Men leert met deze Uchi-komi tevens onmiddellijk te antwoorden op een techniek van de opponent.

 

  • Uchi-komi met verbindingen:

Bewegingsverloop:

  • Renzoku-waza: In dezelfde richting bijv. Seoi-nage à Ippon-seoi-nage
  • Renraku-waza: In de andere richting bijv. O-uchi-gari à Tai-otoshi

 

Doel en plaats:

  • Specifieke warming-up;

 

  • Uchi-komi vrij bewegend over de mat:

Bewegingsverloop:

(Voorbereiding, Kuzushi, Tsukuri)

Bijvoorbeeld 5 maal rechts en 5 maal links:

  • Opdracht;
  • Eigen keuze van techniek;
  • Verbindingen;

 

Doel en plaats:

  • Techniektraining;
  • Laatste trainingen voor de wedstrijddag.

 

  • Uchi-komi Okuri-eri Kumi-kata:

Bewegingsverloop:

Voortdurend achter elkaar:

  • Inzet rechts naar achter;
  • Inzet rechts naar voor;
  • Inzet links naar achter;
  • Inzet links naar voor.

 

Doel en plaats:

  • Warming-up voor wedstrijden;
  • Techniektraining;
  • Concentratietraining, vooral aan het einde van een zware training.

 

Yaku-soku-geiko

Op de beurt werpen; vrije techniekkeuze. De judoka kiezen veelal hun Tokui-waza (specialiteit) in verschillende bewegingsrichtingen en/of hun specifieke voorbereiding of met gevarieerde Kumi-kata.

 

Kakari-geiko

Tori valt aan, 5 maal 1 minuut en Uke ontwijkt 5 maal 1 minuut. Om de minuut wordt van functie gewisseld en om de twee minuten wordt van partner gewisseld.

In de rust wordt de kleding geordend en de polsslag gecontroleerd.

 

Men dient onderscheid te maken in ontwijken en verdedigen:

  • Ontwijken:

Zonder blokkeringen, los in de armen, geen overname techniek, spelen met het zwaartepunt.

  • Verdedigen:

Ontwijken en blokkeren, wel overname en techniek.

 

In de Kakari-geiko wordt de eigen bewegingsgevormdheid ontwikkeld. Er wordt veel gebruik gemaakt van Tokui-waza en verbindingen. Ook worden technieken, die in de vorige trainingen beoefend zijn, uitgeprobeerd c.q. eigen gemaakt.

Kakari-geiko is een zeer belangrijk trainingsonderdeel, vooral omdat het een zeer specifieke bewegingsgevormdheid geeft.

 

Sotai-renshu Nage-waza

In dit oefengedeelte worden gedurende 20 minuten in een langzaam tempo, maar uiterst nauwkeurig, nieuwe bewegingen aangeleerd, eventueel verbeterd. Ook vele speciale Kumi-kata met bijbehorende werptechniek worden aangeleerd en verbeterd. Ieder oefent dezelfde beweging, ook al is het een techniek, die men zelf niet zal maken in Shiai. Bovenstaande beoefent men links en rechts. Dit wordt door velen als tijdsverlies gezien. Dit is echter een grote misvatting. Immers; de bewegingsgevormdheid wordt vergroot, men krijgt inzicht in de beweging, waardoor het gemakkelijker wordt te anticiperen op de aanval van de tegenstrever. Als men bijvoorbeeld verschillende malen in Shiai geworpen is met Yoko-tomoe-nage, dan verdient het aanbeveling Yoko-tomoe-nage te bestuderen, dus beoefenen.

 

Randori Nage-waza

Hierin wordt Tokui-waza, verbindingen en overnames en aangeleerde techniek in Sotai-renshu, zeer offensief in spel beoefend. De kamp om de Kumi-kata speelt een rol, maar zeker geen hoofdrol. Hieraan wordt in sommige trainingen apart aandacht besteed.

Maki-komi-waza is in training verboden, daar dit techniekontwikkeling remt, zelfs terugdringt.

 

Sotai-renshu Ne-waza

Zie Sotai-renshu Nage-waza. De oefentijd van nieuwe techniek is korter dan bij Nage-waza, daar het trainen van het oment van minder belang is (let wel, van minder beland, dus niet van geen belang).

 

Randori Ne-waza

De eigen voorkeurstechnieken en de eventueel nieuw aangeleerde technieken worden in spel getraind.

Accenten:

  • Vecht je naar initiatief en tracht het te behouden;
  • Weet door te verbinden, dus anticiperen en zien en voelen in vele projecties en perspectieven;
  • Het verkrijgen van controle is veel belangrijker dan de sensatie van de Shime-waza of Ude-kansetsu-waza (in Shiai probeert men vak zonder controle tot klem of omstrengeling te komen, waardoor veelvuldige mislukking voorkomt. Dus eerst controle en daarna pas opgave techniek plaatsen).

 

Seiry Taiso

Lichte Uchi-komi om de bekende fysiologische redenen, maar ook omdat de techniek wordt geschoold, als technische oefeningen nog worden verricht in omstandigheden van vermoeidheid.

Uiteraard wordt voor langzame uitvoeringswijze gekozen. Het stretchen wordt per spiergroep langer aangehouden, daar de spier nu veel warmer is als aan het begin van de training.

Mondo

Technische, tactische of organisatorische aanwijzingen.

 

Moku-so

Gedurende 2 á 3 minuten zitten de judoka in Seiza, met de opdracht in stilte de training door te nemen, vooral het nieuwe aangeleerde (ideo-motorische). Ook een stuk positief-suggestieve training is vertegenwoordigd. Niet “tobben” over wat fout ging, maar “zich verheugend” denken over wat goed ding. (Judoka kunnen in dit verband ook geadviseerd worden, om voor het slapen gaan, enige minuten zo bezig te zijn met Tokui-waza of met techniek, die men moet of wil eigen maken).

 

 

Verhouding Nage-waza — Ne-waza, gezien in trainingstijd

 

Nage-waza                               Ne-waza

Basisfase A                              50%                                         50%

Basisfase B                              55%                                         45%

Uitbouwfase                             60%                                         40%

Aansluitingsfase                       65%                                         35%

Topsportfase                            65%                                         35%

 

 

 

Belasting bij de verschillende trainingsonderdelen

 

Fysiologische belasting             Mentale belasting

Taiso                                              1 tot 3                                      1

Ukemi                                                 1                                         2

Uchi-komi 1                                    2 tot 3                                      2

Uchi-komi 2                                    3 tot 4                                      2

Yaku-soku-geiko                                 2                                         3

Kakari-geiko                                   3 tot 4                                      4

Sotai-renshu Nage-waza                  2 tot 3                                      4

Randori Nage-waza                              4                                    3 tot 4

Sotai-renshu Ne-waza                          2                                         4

Randori Ne-waza                                 4                                    3 tot 4

Seiry Taiso                                     2 tot 1                                      2

Mondo                                              —                                         2

Moku-so                                              1                                         3

 

Dit is een globale analyse. Strikt genomen laat belasting zich niet scheiden, wel kan worden onderscheiden.

Getracht dient te worden om een wat golvende belasting-curve te krijgen.

 

(Waardering tabel: 1 = zeer laag, 2 = laag, 3  = hoog, 4 = zeer hoog)

 

 

 

Juni 2019

 

Willem Visser

8e dan judo IJF

Gastblog Willem Visser: De kern, die leidt tot succes

Actiefoto’s: Harrie van den Hurk

Judo is steeds volop in ontwikkeling en enige tijd dreigde judo te verworden tot worstelen in een wit en blauw pak.

Kracht en uithoudingsvermogen, de hulpmiddelen, waren geruime tijd belangrijker dan de essentie van judo, techniek. De specifieke stijl van judo werd hierdoor aangetast.

Gelukkig heeft de Internationale Judo Federatie, met de heren Vizer, Uemura, Barta en Snijders, het gevaar op tijd onderkend en de IJF heeft, hoofdzakelijk door het verbeteren van het wedstrijdreglement, judo weer op het juiste spoor van het ontwikkelingspad gebracht.

(Het is voor het Nederlandse judo strikt noodzakelijk om ook dat spoor te volgen en dus mag kracht en uithoudingsvermogen de essentie van judo, techniek, niet langer overschaduwen! Ja, als trainer en coach is het gemakkelijk om bezig te zijn met het vergroten van kracht en uithoudingsvermogen; het is echter vele malen moeilijker om techniek en de vaardigheid in randori te ontwikkelen en wedstrijden te begeleiden.)

Door de nieuwe reglementen voor wedstrijden (min of meer terug naar de jaren 60 van de vorige eeuw) is de essentie van judo, techniek, weer het belangrijkste facet in judo geworden.

Hazumi en Ikioi

Twee begrippen waarmee men de het judo kan verklaren zijn Hazumi en Ikioi.

Om het hoogste te behalen moeten Hazumi en Ikioi in de juiste verhouding in harmonie worden gebracht.

 

Wat is nu Ikioi en wat is Hazumi?

 

Ikioi is een hulpmiddel, dat onontbeerlijk is en dat in bepaalde mate aanwezig moet zijn; het mag echter nooit boven Hazumi uitstijgen.

 

Hazumi is het vermogen om massa en snelheid samen te schikken, te coördineren. Dit vereist bewegingsgevormdheid, die alleen maar kan ontstaan als men informatie kan opnemen en kan verwerken. Informatie over wat men moet doen en hoe men het moet doen, afhankelijk van de plaats (de omstandigheden) en het tijdsbestek (de snelheid) waarin men het moet doen.

Wil men slagen dan zal men altijd de vorm moeten achten; misvorming kost tijd en gaat ten koste van de snelheid.

Om juist om te gaan met massa en snelheid moet men gevormd zijn en gevormd zijn betekent: stijl!

 

Hazumi is ook het vermogen om massa en snelheid samen te schikken. Dit vermogen wordt bepaald door spirit: dwz kalmte, alertheid, vol energie, compleet bewust en juist reagerend. Armen en benen ontspannen, de kern hard, je blik gericht op de kin van de tegenstrever.

De som van al deze onderdelen kan men actieve gelatenheid noemen.

 

Ikioi is de stuwkracht: de kracht die het lichaam zwaar, hard en gespannen maakt. De ledematen worden aangespannen, de tegenstrever moet worden weerstaan.

Ikioi moet hulpmiddel zijn.

 

Als Ikioi gaat heersen over Hazumi dan verdringt het de vrijheid en….zonder vrijheid is men ver verwijderd van de vooruitgang.

 

Met dank aan professor Jigoro Kano.

 

 

April 2019,

Willem Visser

 

© Willem Visser Coaching B.V.

We gebruiken onder andere analytische cookies om ons websiteverkeer geanonimiseerd te analyseren, zodat we functionaliteit en effectiviteit kunnen aanpassen.
Meer informatie over de verwerkte gegevens kunt u lezen in onze privacystatement.

[X] Ik ga akkoord met bovengenoemde privacy verklaring