“Nederland nu echte fietsnatie dankzij toegenomen concurrentie”
Deze kop stond boven een artikel van Iwan Tol in de Volkskrant van 26 september. Het deed mij terugdenken aan de Wereldkampioenschappen Judo in Boedapest: geen goede prestaties en een ploeterende en foeterende Maarten Arens. Vooropgesteld: Maarten Arens treft geen blaam! De sterke achteruitgang van de prestaties is namelijk omgekeerd evenredig aan de kop van deze column.
Een kort historisch overzicht.
In de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw kende Nederland een aantal zeer sterke judoclubs met coaches die ‘er alles voor over hadden om een sterke club te hebben en om van elkaar te winnen’. Mahorokan met coach Koos Henneveld, Budokai Rijnmond met coach Chris de Korte, Sportschool Boersma met sensei Wim Boersma, Sport Instituut Ooms met coach Peter Ooms, Ken Am Ju met coach Cor van der Geest, Hikari met wisselende coaches, Judokwai Nijmegen met coach Cor van der Pool en Judo Ryu Nijmegen met ondergetekende als coach. En steeds waren er wel weer opkomende clubs die voor verrassingen zorgden. Naast haast onuitputtelijke energie staken de genoemde coaches ook nog eens veel geld in hun clubs om aan de gestelde doelen te voldoen. De nationale trainingen waren in die tijd additioneel aan de clubs en onder leiding van de bondscoach werden er ook vele internationale trainingsstages gemaakt. Met een zeer beperkt budget, maximaal 250.000 gulden (!) tezamen voor dames en heren, werden goede resultaten behaald op de internationale toernooien. Die resultaten werden behaald,
omdat er in de clubs heel veel inspanningen werden verricht en hindernissen werden overwonnen,
omdat de nationale trainingen additioneel waren,
omdat de clubs voortdurend in concurrentie met elkaar waren.
Onlangs mocht ik spreken met een van die ‘oude’ coaches; we dronken cappuccino (hij) en koffie (ik). Destijds hebben onze judoka veel onderlinge kampen uitgevochten, individueel en als team. Voor de wedstrijd keurden we elkaar geen blik waardig, de tribunes zaten afgeladen vol, verdeeld in verschillende kampen, de spanning was te snijden en een uur na de wedstrijd waren we ons alweer aan het voorbereiden op de volgende confrontatie. Ja er was vaak onrust in de gelederen van de JBN, maar er werd gepresteerd. (Onlangs sprak ik een CEO van een multinational, hij zei: “als er rust is in het bedrijf dan ben ik meteen alert”…..Ook sprak ik eens met een belangrijke man uit Zuid Nederland: “jou moeten we niet hebben in het bondsbestuur, want jij brengt onrust”.)
Nostalgie? In maart van dit jaar was ik te gast bij de judokampioenschappen van Tokyo in de Budokan hal; dezelfde sfeer daar als in de jaren van Henneveld, de Korte, Boersma, Ooms, van der Geest, van der Pool en Visser. Spanning, concentratie en vlijmscherpe concurrentie! Opvallend in Tokyo: Suzuki en Inue, nationale coaches, waren nu gewoon clubcoach voor Kokushikan daigaku en Tokai daigaku.
Rondom 2000 koos de Judo Bond Nederland voor een andere strategie en uiteindelijk bleven er twee clubs over Ken Am Ju (waar de heren werden gecentraliseerd) en Budokai Rijnmond (waar de dames werden gecentraliseerd). Onbewust, of zou het toch bewust zijn geweest, werd de concurrentie ‘weg georganiseerd’.
Even later toen de JBN, onder leiding van voorzitter Jos Hell, in zwaar financieel en organisatorisch weer terecht was gekomen is ‘de zaak verkocht’ aan het NOC*NSF en daardoor werd de concurrentie tussen de clubs volledig ‘vermoord’. (Zie een van mijn eerder hier verschenen columns.)
En nu is ‘Leiden in last’.
(Onlangs werd ik gevraagd om te pogen om een Japanse topjudoka van heden voor een stage naar Europa te halen. Zijn clubcoach, Sinshi Hosokawa van de Tenri Universiteit, bepaalde dat het niet ging plaatsvinden, ongeacht wat de Japanse Judo Bond ervan zou vinden. Dit geeft ook aan hoe Japan aan zeven gouden medailles komt in Boedapest: de zelfstandigheid van de clubs en de concurrentie tussen de clubs, hoofdzakelijk universiteiten en politie. Die concurrentie maakt het voor de Japanse nationale coaches alleen maar gemakkelijker en ook resultaatrijker. Daarbij komt ook nog dat de Japanse nationale coaches nauw samenwerken met de universiteit- en politieclubs.)
Jonge coaches zijn nu niet meer bereid om ‘alles te geven’, ook omdat zij in een zeer vroeg stadium de judoka, die zij hebben opgeleid, moeten afstaan aan Papendal. Naast de onvrede daarover is ook de concurrentie tussen de clubs teruggebracht naar ‘kinderniveau’ en daardoor verkeert het Nederlandse judo nu in dezelfde omstandigheden als het huidige voetbal. En evenals in voetbal zal er opnieuw moeten worden opgebouwd.
Kritiek is goed en oplossingen zijn beter. Dus een gedeelte van de oplossing:
NOC*NSF geef geld, zoals dat ook aan de KNWU is gegeven, (€ 490.000 voor de mannen en iets minder voor de vrouwen) en laat judoka zich onder leiding van hun coach, onder supervisie van Maarten Arens en Michael Bazinski, ontwikkelen.
Kies een JBN bestuur met verstand van zaken, dus ook met verstand van topjudo; geen bestuurders die alleen maar de rust bewaren.
Laat Maarten Arens en Michael Bazinski met nationale en internationale trainingen additioneel aan de clubs werken en laat hen ook het internationale coachwerk doen. Zij hebben de informatie, de kennis en de ervaring om zulks te doen.
Beide voornoemde nationale coaches zijn in staat om samenwerkingsverbanden op te zetten en uit te bouwen met de clubcoaches aan de top.
JBN organiseer veel nationale competities en laat de tijd terugkeren waarin de clubs, nu onder leiding van jonge coaches, elkaar tot op het bot beconcurreren.
JBN promoot judo als pedagogisch spel, zodat het ledenaantal sterk groeit; het moet dan wel judo zijn en geen ‘haasje over’ en ander soort recreatiespelletjes. Dit betekent dat de opleiding voor jeugdjudo leider, judoleraar A en B op de schop moet; technisch judo moet centraal staan in deze opleiding.
En voor de korte termijn kunnen positief ingestelde adviseurs, met veel kennis en ervaring, voor het bestuur en voor de heren Maarten Arens en Michael Bazinski als klankbord dienen.
Daar ik lange tijd niet meer in Nederland mocht werken, weet ik niet in hoeverre de nieuwe judocoaches nog gemotiveerd zijn om ‘alles te geven’. Als de wil om ‘alles te geven’ er nog is dan is er hoop. (Als men wil weten waar men hoop vandaan haalt, lees dan het boek HOOP van Roland van der Vorst, ISBN 9789046806876.)
Het zullen de nieuwe judocoaches moeten zijn, die hoop omzetten in nieuw leven in de Judo Bond Nederland.
Ik, Juul Fransen, ben gevraagd voor het schrijven van een blog waarin ik terugblik op het afgelopen jaar, en waarin ik vooruit zal kijken naar 2017. Het is 8 december als ik dit schrijf.
En ik word emotioneel als ik terugdenk aan het afgelopen jaar. Verdriet, blijdschap, euforie, en boosheid zijn de emoties die als een rode draad door mijn leven hebben gelopen.
365 dagen geleden was mijn toekomst in het ongewis, nadat mijn huwelijk op de klippen liep. En nu zit ik hier in mijn huisje in Hoogvliet dit blog te schrijven, met een gelukzalige lach op mijn gezicht, want ik ben er sterker uit gekomen.
‘Op de achtergrond klinkt het nummer ‘Daddy Lessons’ van ‘Beyoncé.’
Ik heb zóveel geleerd het afgelopen jaar. Over mezelf, maar ook over anderen. Ik kreeg toentertijd enorm veel berichten. Vandaag steek ik mijn handen in het vuur voor de mensen die mij tot op de dag van vandaag tot steun zijn geweest. Een bericht heb ik bewaard, die ik op 6 oktober 2015 kreeg, en heb ik op mijn spiegel geschreven, waarin ik iedere dag kijk:
‘Als dit allemaal achter de rug is, krijgt niemand je meer klein’.
Het hangt er nog steeds, want het is nog niet achter de rug. Het grote verschil met toen en nu? Ik kan ermee omgaan, zonder daarbij van mijn pad af te wijken. Ik heb namelijk beloofd dat dat ging gebeuren, en ik houd me aan mijn beloftes. Dat ging niet zonder slag of stoot. Rome is ook niet in 1 dag gebouwd. Mijn herstelwerkzaamheden hebben ook even geduurd… Tijdens die herstelwerkzaamheden had ik ook nog topsport te bedrijven. Fulltime studeren was een brug te ver die periode.
Per 1 september is judo gecentraliseerd naar Papendal. De kranten hebben er al vol mee gestaan, en ik ga daar dan ook verder weinig woorden aan besteden. Ik sta voor een optimaal individueel topsporttraject richting de Olympische Spelen van Tokio 2020. Het heeft me al téveel energie gekost, en ik hoop én wens dat 2017 het jaar gaat worden dat de judoka’s centraal komen te staan.
Als ik iets heb geleerd het afgelopen jaar, is dat je in topsport geen concessies doet. Dan lever je een medaille in. Ik judo niet voor een ander, maar voor mezelf. Ik ben een individuele topsporter die, met de juiste mensen om zich heen, tot topprestaties kan komen.
Ik ben Nederlands-, Europees-, en Wereldkampioen geweest, maar de mooiste prestatie uit mijn carrière tot nu toe, is de Grand Slam titel in Abu Dhabi, in oktober. Ik ga niet vertellen hoe die dag is gegaan, en hoe ik mij heb voorbereid op dat toernooi, maar ik wil alleen maar denken aan het moment dat ik won.
‘Ik stak een vuist in de lucht, en dat was zo’n machtig moment’.
Ik, het individu, had het geflikt, maar ik zou mijn judo-, en fysieke trainers Mark van der Ham en Hans Kroon zwaar tekortdoen, als ik ze niet erbij haal. Ik liep van de mat en rende naar mijn telefoon, om Mark te bellen. Het afgelopen jaar ging aan me voorbij, en ik hoorde aan zijn stem hoe trots hij was. Ik was intens gelukkig. Ik heb lopen huilen als een klein kind, en ik laat een traan als ik dit typ. Er viel een grote ballast van me af.
Ik sta nu 7e op de Wereldranking, en in 2017 wil ik naar die top 4 plek. In april is het EK en in augustus het WK. Daar wil ik hoge ogen gooien. De toekomst gaat uitwijzen in welke constructie dat zal zijn t.a.v. de bond. Ik hoop daar binnenkort duidelijkheid over te krijgen.
Afsluitend…
342 dagen geleden: 31 december, oudejaarsdag. Ik was mezelf kwijt, en moest terug naar de basis. Ik had ze niets verteld, en reed blind naar mijn ouders. Ik wilde het nieuwe jaar inluiden met de mensen die mij het dierbaarst zijn, onvoorwaardelijk tot steun zijn geweest, en waar ik zielsveel van hou. Ik ben er sterker uit gekomen, en dit blog wordt weer geschreven door een gelukkig mens. Mijn oudejaarsdag gaat er dit jaar iets anders uitzien dan vorig jaar…
Ik wil jullie bedanken voor de lieve, ontroerende berichten, die ik heb mogen ontvangen n.a.v. mijn blogs het afgelopen jaar. Ik wens jullie een hele fijne kerst toe, en een GELUKKIG & GEZOND 2017.
Gastblog Willem Visser: Centralisatie Judo Bond Nederland
Willem Visser (8e dan) was trainer/coach van het roemruchte Judo Ryu Nijmegen en was ook jarenlang bondscoach van de JBN. Gepassioneerd, analytisch, visionair en kritisch. Dat laatste zorgde er voor dat hij sinds 2003 feitenlijk “persona non grate’ was (of is) bij de JBN. Hij belande ondermeer op een zijspoor omdat hij de hoofdpresentatie had gedaan op het IJF congres in Osaka. De JBN vond dat hij eerst om toestemming had moeten vragen….. Onlangs kreeg hij, pas nadat hij voor de derde keer was voorgedragen sinds 2008, de 8e dan. Tijdens deze gelegenheid was zijn dankwoord ook kritisch.
13 Jaar (wan)beleid en daarna een paar jaar géén beleid heeft Nederland op de ongelukkige 13e plaats gebracht in de judo-medaillespiegel van Rio de Janeiro. Tot overmaat van ramp gaf de voorzitter van de JBN, verantwoordelijk voor ‘geen beleid’ enige maanden voor de Olympische Spelen de ‘pijp aan Maarten’ zodat Maarten er ineens geheel alleen voorstond! (In 1996 maakte ik hetzelfde mee en dat betekende tenminste één medaille minder….) Gelukkig behaalde Anika van Emden 63 kg een bronzen medaille in Rio de Janeiro. Anika heeft al haar potentiële krachten optimaal tot ontwikkeling gebracht en dat resulteerde in die welverdiende bronzen Olympisch medaille; zij redde daarmee de eer van het Nederlandse judoteam, want….. het was de enige Nederlandse medaille.
Nederland eindigde dus op die ongelukkige 13e plaats in het medailleklassement. Er zal geëvalueerd worden en dat is niet aan mij, maar dat mag zeker niet zijn aan de technisch directeur met hockeyachtergrond, die eerst bleef, toen weer weg zou gaan, uiteindelijk toch bleef om vervolgens, hopelijk voorgoed, weg te gaan en weg te blijven. Waarmee, op wellicht ironische wijze, wordt aangegeven, dat een technisch directeur van de Judo Bond Nederland een judospecialist moet zijn. Nederland is in oppervlakte een klein land, maar in judo was het een groot land en dat moet en kan het heel snel weer worden. (Nu gouden medailles voor kleine judolanden als Slovenië, Kosovo en Argentinië!) Nederland is het verplicht aan zijn geschiedenis om bij de top vijf van de wereld te behoren op de Olympische Spelen Judo; de prestaties op de Olympische Spelen 2016 wijzen helaas duidelijk anders uit. En wordt naar allerlei personen gewezen die verantwoordelijk zouden zijn voor de teloorgang van het Nederlandse judo. Maar…er is maar een orgaan dat direct verantwoordelijk is: het bestuur van de JBN. Dat bestuur zou ter verantwoording geroepen moeten worden.
‘Zou’, want helaas kan dat niet meer; het merendeel van het bestuur heeft het schip verlaten, nog voordat het echt in zwaar weer terecht was gekomen.
In Nederland zijn minstens 300 goed opgeleide trainers, leraren en coaches. Deze professionals zijn vaak ondergeschikt gemaakt aan, overigens goed willende en strikt noodzakelijke, vrijwilligers (tussen die vrijwilligers verschuilen zich overigens ook kwaadwillige vrijwilligers, die hun ego willen strelen of, nog erger, willen laten strelen), terwijl de professionals leidend moeten zijn in de JBN. Het zou beter zijn als professionals de leiding hebben. (Professioneel = deskundig, integer, bereid en in staat om samen te werken.)
De bondsraad van de JBN kiest en benoemt het bestuur, maar er zijn slechts weinig professionals in de bondsraad vertegenwoordigd, waardoor er ook geen professioneel bestuur gekozen wordt. Het ontberen van deskundigheid leidt tot nivellering van het niveau, niet alleen in bestuurlijk opzicht, maar ook op judo technisch gebied.
De JBN kan, geïnspireerd en geleid door professionals, de eigen kracht herwinnen, de eigen identiteit hervinden en etaleren, dynamiek aanzwengelen, innovatie ontwikkelen en doorvoeren. Om dat alles te verwezenlijken is een grote mate van creativiteit nodig.
Inspirerend leiderschap is dus onontbeerlijk om de vijf genoemde componenten (weer) tot leven te brengen. En de leiding (het bestuur) zal dus moeten bestaan uit hoofdzakelijk judospecialisten, die niet besturen op afstand, maar die direct leiding geven aan het proces van herstel en uitbouw.
Momenteel staat centralisatie ter discussie en de oplossing van dit probleem is slechts één van de opdrachten voor het nieuwe bestuur van de JBN. Er zijn nog tal van andere doelstellingen te noemen; ik noem er hier slechts een paar: * Er zijn ruim 125.000 judobeoefenaren in NL en minder dan 40.000 zijn lid van de JBN. Hier ligt dus al een enorme taak, die niet kan worden opgelost zonder de optimale medewerking van de circa 300 trainers, leraren en coaches. Een veel groter ledenaantal zal de eigen kracht vergroten. * De JBN moet er in slagen om judo te promoten als pedagogisch spel, waardoor het aantal leden ook gigantisch kan stijgen. Bijna niemand in NL weet, dat in 2015 de UNESCO judo als de meest waardevolle sport voor jeugd van 4 tot 21 jaar heeft aangemerkt; dit kan op allerlei manieren uitgedragen worden. De breedtesport is de basis voor de topsport en de uitspraak van de UNESCO kan in grote mate bepalend zijn voor de identiteit. * Ondanks het feit dat de JBN een project heeft, genaamd ‘de club centraal’, krijgt de club geen ruimte om judoka langdurig en optimaal tot ontwikkeling te brengen. De club behoort ook de eerste relatie met de judoka te hebben. Hierdoor blijven trainers, leraren en coaches gemotiveerd, terwijl de judoka die acteren in de nationale selecties de veiligheid en de warmte van de eigen club behouden, hetgeen ook in bepaalde perioden van de topsportcarrière van belang kan zijn. Hier ligt ook een oplossing voor het probleem ‘centraliseren’: Train vaak tezamen met judoka van het hoogste niveau; dat hoeft echter niet te betekenen dat judoka losgekoppeld moeten worden van persoonlijke coach en/of club. ‘De club centraal’, mits goed ingevuld en uitgevoerd, kan een enorme dynamiek genereren. Goed ingevuld en uitgevoerd betekent ook het behouden van competitie tussen clubs en judoka; competitie is sterk niveauverhogend! (Judoka ‘uit de club halen’ verhoogt niet bepaald de onderlinge competitie.) * Een technische commissie, bestaande uit ervaren specialisten, zal zorg moeten dragen voor innovatie. Die innovatie zal ook een voedingsbron zijn voor de bondscoaches, clubcoaches en opleiders.
* Behoudens de heer Jan Snijders speelt er niemand een rol van betekenis in de Europese Judo Unie of Internationale Judo Federatie. Het is dus wenselijk en zelfs noodzakelijk om JBN-judospecialisten in het bestuur of in de commissies van EJU en IJF te hebben, waardoor men mee kan werken aan, en ook direct op de hoogte is van, innovaties op allerlei gebied.
* Ter promotie van judo kan een groot internationaal EJU of IJF toernooi worden georganiseerd in Nederland. Om bovenstaande en andere beleidsuitgangspunten uit te voeren, zal een grote mate van creativiteit aan de dag gelegd moeten worden en de JBN zal het geheel op eigen kracht moeten doen!
Er zijn nog veel meer doelstellingen te benoemen en ik wil de laatste die ik hier noem extra onder de aandacht brengen: * De technische nivellering moet een halt worden toegeroepen en alle technische krachten, judospecialisten, zullen een sterke technische ontwikkeling mede moeten vormgeven. De judotechniek is de essentie en allerlei vormen van kracht en uithoudingsvermogen zijn hulpmiddelen. In het huidige Nederlandse judo overschaduwen de hulpmiddelen (kracht en uithoudingsvermogen) de essentie en nu zodanig, dat het een duidelijke, negatieve, weerslag heeft op het resultaat. De juiste verhouding tussen techniektraining enerzijds en training van kracht en uithoudingsvermogen anderzijds zal (terug)gevonden moeten worden. De huidige Nederlandse topjudoka heeft over het algemeen geen gebrek aan kracht en uithoudingsvermogen, maar het gebruik van techniek is bepaald niet optimaal te noemen. Een grote mate van creativiteit zal nodig zijn om op het juiste moment de juiste techniek te gebruiken; judo zonder creativiteit levert geen aansprekende resultaten.
Een van de kernwaarden van een judoka is onafhankelijkheid; de JBN zal dus ook onafhankelijk moeten zijn! Samenwerken met NOC is goed en aan te raden. Echter, vanwege financiële aspecten het beleid laten bepalen door het, uit voornamelijk hockeyers bestaande, NOC is uit den boze. Gezamenlijk centraal trainen (op Papendal) is noodzakelijk, omdat de JBN dat noodzakelijk vindt, maar niet omdat het NOC dat gebiedt.
Tot slot. De JBN gaat een mooie tijd tegemoet; er is veel te ontwikkelen en er is héél veel te veranderen! Het nieuwe professionele bestuur zal eigen kracht, eigen identiteit, dynamiek, innovatie en creativiteit als principes kunnen hebben.
Vat moed bestuur, vat moed!
Willem Visser (Willem Visser is raadgever en docent aan de NIFSA, Universiteit van Kanoya, Japan.)
www.willemvissercoaching.eu
We gebruiken onder andere analytische cookies om ons websiteverkeer geanonimiseerd te analyseren, zodat we functionaliteit en effectiviteit kunnen aanpassen. Meer informatie over de verwerkte gegevens kunt u lezen in onze privacystatement.
[X] Ik ga akkoord met bovengenoemde privacy verklaring