In 1977 verscheen er een boek van de hand van Anton Geesink met de titel “Veiligheid door Perfectie”.
Op de voorpagina Anton Geesink die, in een blauwe judogi, een migi uchi mata uitvoert, die door Leo de Vries, in een gele judogi, wordt geblokkeerd op een manier die vele judoka van nu niet kennen en ook tai sabaki is duidelijk zichtbaar!
Gelukkig is van het experiment met gekleurde judogi alleen blauw overgebleven, want er was al genoeg ‘lawaai en bonte kermis’ in de ontwikkeling van Judo.
Veiligheid door Perfectie
In dit artikel gebruik ik de titel van het boek, niet omdat er nu een boekbespreking volgt, maar omdat ‘Veiligheid door Perfectie’ een uitstekende oneliner is van Anton Geesink die in deze tijd, 2020, nog zeer wel van kracht is.
(Overigens zijn er nog wel meer oneliners van Anton Geesink, zoals: “Je mag een eigen mening hebben, maar deze moet wel dezelfde zijn als die van mij, Anton Geesink”; een mening bevindt zich vaak midden op de lijn tussen onwetendheid en kennis…..
Een andere, altijd zeer goed te gebruiken, oneliner en helaas ook in onbruik geraakt is:
“If you want to be a champion, you have to look like a champion” een gezegde van Anton Geesink die zelfs als inspiratie-afbeelding in de Kokushikan Universiteit hangt; de Kokushikan die onder andere de Olympische Kampioenen Saitoh, Ucheshiba en Suzuki heeft opgeleid. Overigens staat er in het zicht van de dojo een boom, die daar door Anton Geesink is gepland en die nu letterlijk is uitgegroeid tot een groot symbool……)
‘Veiligheid door perfectie’ impliceert, terecht, dat imperfectie tot onveiligheid kan leiden. Onveiligheid kan dus de oorzaak zijn van een blessure.
Perfectie is een garantie voor veiligheid!
In een vorig artikel heb ik geschreven over ‘Hazumi & Ikioi’, over ‘essentie & hulpmiddelen’. De essentie in judo is techniek en de hulpmiddelen zijn vormen van kracht en uithoudingsvermogen. Zonder al teveel het vorige artikel opnieuw te herhalen is het hier wel noodzakelijk om nog eens te stellen, dat de hulpmiddelen de essentie nooit mogen overschaduwen, omdat Judo dan onherkenbaar wordt en vooral omdat Judo daarvoor niet ontwikkeld is. Of men nu spreekt over Judo als pedagogisch spel, als sport, als Olympische sport of als beweging-culturele activiteit, altijd moet Judo doordrongen blijven van de specifieke, unieke en grote waarden, die zo kenmerkend zijn voor Judo.
Perfectie houdt in Judo in, dat techniek en beweging optimaal, geconditioneerd naar Judo, moeten worden ontwikkeld. Dat geldt niet alleen voor aanvalstechiek, maar ook verdedigingstechniek.
Het internationale wedstrijdreglement heeft bijvoorbeeld kani basami en waki gatame vanuit staande positie om veiligheidsredenen verboden.
(Overigens is het aan de kennis en verantwoordelijkheid van de scheidsrechter om over waki gatame uit staande positie te oordelen en daarin worden, ook internationaal, grove fouten gemaakt.)
In het benoemen van de essentie van Judo maak ik onderscheid in techniek en beweging; niet te scheiden en wel te onderscheiden. Beiden verdienen aandacht om nader beschreven te worden.
In mijn boek ‘Kodokan Go Kyo no Waza’ beschrijf ik werptechnieken, ik geef een fundamentele voorbereidende beweging bij iedere worp aan en de biomechanica wordt middels een tekening verklaard. (Naast die fundamentele voorbereidende bewegingen zijn er andere voorbereidende bewegingen mogelijk!)
In de totaalopleiding van een judoka hoort dus ook de specifieke houdings- en bewegingsvorming voor Judo, zoals shizen tai, jigo tai, kumi kata, tai sabaki, shintai, kuzushi, tsukuri.
Volledige beheersing van shizen tai, jigo tai, kumi kata, tai sabaki, shintai, kuzushi, tsukuri en het perfect kunnen uitvoeren van nage waza en ne waza geven stabiliteit aan de judoka. Het overmatig aandacht besteden aan kumi kata en geen aandacht besteden aan shizen tai, jigo tai, tai sabaki, en shintai, en weinig aandacht besteden nage waza en ne waza is een grote tekortkoming in judo-onderwijs en judotraining!
(In het boek « le judo, évolution de la compétition » van Patrick Vial, Daniel Roche en Claude Fradet wordt kumi kata beschreven op pagina 15 t/m 53. ISBN 2-7114-0748-9)
In een totaalopleiding wordt de judoka zodanig ontwikkeld, dat deze in staat is om ‘geconditioneerd’ te ageren in en te reageren op iedere situatie. Er moet een automatische balans zijn en er is niet de minste onvolkomenheid mogelijk; snel en adequaat inspelen op steeds wisselende situaties, veelal beperkt door tijd en ruimte; meester blijven over de situatie.
Perfecte techniek-uitvoering alleen is niet voldoende; ook houding en beweging moeten perfect zijn, zowel in aanvallend als in verdedigend opzicht.
Voor een perfecte judo-techniek, voor een perfecte judo-houding en voor een perfecte judo-beweging, voor die ontwikkeling is de leraar/coach verantwoordelijk; vooral de leraar die de basisvorming heeft onderwezen, getraind en geleid.
Dat betekent dus dat de leraren die de basisvorming ‘doen’ zeer deskundige leraren moeten zijn. Judo is een ongekend gecompliceerde bewegingsvorm en ook de intelligentie van de leraar speelt een grote rol in dezen, omdat de basis van biomechanica, dynamica en logica ‘geprojecteerd’ moet worden op het individu, het individu dat altijd verschillend is.
(In de opleiding van leraren hoofdzakelijk bezig zijn met ‘zitvoetbal’, ‘haasje over’ en ‘kindertjes kata’ leidt niet tot de deskundigheid die vereist is om judoka perfect op te leiden.)
Als een judoka geblesseerd raakt, dan moet de leraar of coach zich verantwoordelijk voelen voor de basisvorming; techniek, houding, beweging. Ook als een judoka een wedstrijd verliest moet de leraar of coach zich verantwoordelijk voelen, ook in het geval van mentale tekortkomingen van de judoka!
Een judoka die verliest of geblesseerd raakt vanwege een omissie in de basisvorming mag daarvoor de leraar, die de basisvorming geleid heeft, verantwoordelijk achten. Evenzo goed als dat men de krachttrainer of conditietrainer, die verkeerd periodiseert, verantwoordelijk mag achten.
Als een judoka zwaar geblesseerd raakt tegen het einde van het Olympisch kwalificatie traject, bijvoorbeeld door onjuist bewegen (niet geconditioneerd judo-bewegen) dan is niet hij of zij, maar de leraar en/of de coach verantwoordelijk.
En bovenstaande leidt tot de gevolgtrekking, dat de verantwoordelijken voor opleidingsprogramma’s niet meer kracht, maar meer intelligentie in de opleidingsprogramma’s moeten brengen.
Hoe hoger het niveau van judo-beoefening is, des te specifieker, diepgaander en individueler de begeleiding moet zijn.
Met dank aan mijn leraren: sensei J. Vanderhorst (zeven jaar de basisleraar van Anton Geesink), sensei Wim Cobben en sensei Ichiro Abe.
200227
Willem Visser
8e dan Judo IJF
KODOKAN JUDO
Gastblog door Willem Visser
In Nederland is sinds korte tijd belangstelling voor het Kodokan judo. Die belangstelling is hoofdzakelijk ontstaan vanwege het feit dat er kata wedstrijden worden gehouden, die op internationaal niveau beoordeeld worden volgens de normen van de Kodokan.
Het zal echter ook goed zijn als de waarden en normen van Kodokan judo volledig worden onderkend in de toekomst.
De waarden van het Kodokan judo worden ook volledig onderkend,onderschreven en gepropageerd door de International Judo Federatie
De verbreiding van het Kodokan judo in Nederland ondervindt veel weerstand van het zogenaamde Budokaden judo, door een enkeling Budosenmon genoemd.
Het Kodokan judo is gebaseerd op de waarden van onder andere pedagogiek, psychologie, filosofie, ethiek, esthetiek, mechanica en biomechanica; daarmee moet het Budokaden judo echter niet worden ontkend.
Het Budokaden judo heeft andere basisprincipes, die in een tijdsbeeld van het verleden pasten. Men dient respect te hebben voor de historie, hetgeen bij deze dan ook betoond is.
Het judo van deze tijd is niet op de eerste plaats een methode van zelfverdediging, zoals dat bijvoorbeeld bij de strijdkrachten en bij de politie gebruikt kan worden. Het judo is nu pedagogisch spel, sport, topsport en bewegingsculturele activiteit. Natuurlijk heeft judo veel aspecten in zich die vrijwel onmiddellijk kunnen worden gebruikt bij de strijdkrachten en bij de politie; het behoeft slechts een omschakeling van mentaliteit in een specifieke situatie. De grote bruikbaarheid van het Kodokan goshin jitsu als basisvorming bij strijdkrachten en politie is duidelijk aangetoond.
Judovaardigheid en judomentaliteit kunnen voor ieder mens van belang zijn in spanningloze en vooral in spanningrijke situaties.
Daar waar Budokaden zich hoofdzakelijk richt op fysiek welbevinden en weerbaarheid, zijn er ook stromingen in judo die zich uitsluitend richten op de ethische en filosofische aspecten.
Men mag en kan vanuit historische, concrete en abstracte overwegingen respect hebben voor beiden.
Kodokan judo richt zich op alle aspecten van het menselijke bestaan en alle vormen van wetenschap kunnen, moeten en worden aangewend om Kodokan judo verder te ontwikkelen. Uiteraard zullen die ontwikkelingen gericht zijn op het judoprincipe: seiryoku zenyo jita kyoei (maximaal gebruik van energie tot nut en algemeen welzijn). De ontwikkelingen zullen steeds weer moeten worden getoetst aan “het ware, het juiste en het schone”; de essentie die stabiliteit geeft.
Budokaden kent geen ontwikkeling, terwijl Kodokan judo wordt gekenmerkt door “evolutionaire vooruitgang”.Kodokan judo richt zich bij uitstek op humaniteit en menselijke waardigheid, onderdelen waarmee een ideale gemeenschap kan worden opgebouwd en alle ontwikkelingen zullen aan bovenstaande principes moeten voldoen.
Het principe seiryoku zenyo jita kyoei zal judo laten uitstijgen boven het niveau van “gewone sport” en daarom zal judo, in de hoedanigheid van pedagogisch spel, sport, topsport en bewegingsculturele activiteit, exclusief en onderscheidend kunnen zijn.
Gekunstelde onderverdelingen in “judo modern” versus “judo traditioneel” en/of “Olympisch judo” versus “judo recreatief” behoeven dan niet te worden gemaakt. Dergelijke onderverdelingen zijn zelfs zeer ongewenst, omdat de specifieke waarden van judo hiermee niet worden onderkend en zelfs kunnen worden uitgesloten. Ook judo als wedstrijdsport en Olympische sport zal moeten voldoen aan de specifieke kenmerken van humaniteit en menswaardigheid, die overigens volledig zijn opgenomen in het judoprincipe.
Kodokan judo bestaat uit randori, shiai en kata.
Randori is een kunstvorm waarin de judoka op zoek is naar de mogelijkheden voor zichzelf.
Shiai is een kunstvorm waarin subjectieve en objectieve prestaties nagestreefd kunnen worden. Hieronder hoort ook het Olympisch judo. Het behoeft geen speciale titel en laten we niet vergeten dat prof. Jigoro Kano zich volledig ingezet heeft om judo ook een Olympische performance te geven. Het is prof. Kano gelukt en Nederland kan en mag nog steeds trots zijn op het feit dat Anton Geesink gouden medaillewinnaar is op de Olympische Spelen van Tokio, waar judo voor het eerst in het programma was opgenomen. Later hebben Willem Ruska (2 gouden medailles O.S.1972) en Mark Huizinga (gouden medaille O.S. 2000), evenals Anton Geesink in1964, een waardige performance (prestatie en uitstraling) gegeven van het ware judo.
Deze drie Nederlandse Olympische kampioenen toonden waardige trots, liefde voor judo, dynamiek en ook waardering voor prestaties van anderen. (Tegenover trots staat ego, tegenover liefde voor judo staat ijdelheid, tegenover dynamiek staat obsessie en eigenwijsheid is de tegenpool van waardering voor prestaties en ideeën van anderen.)
Kata geeft vooral de ethische en esthetische principes weer. Het is een kunstvorm en het kan een verfijning zijn.
Bovenstaande omschrijvingen van randori, shiai en kata zijn in dit artikel uiterst summier en met opzet is het woord “kunstvorm” gebruikt. In kunst moet lichaam en ziel zijn; kunst heeft de performance van cultuur op basis van ethische en esthetische principes, waarbij in sommige onderdelen efficiëntie ook belangrijk is.
Kunst is altijd in zekere zin harmonisch (esthetiek staat ook voor balans) en niet harmonisch is de vijand van kunst, is de vijand van balans.
Omwille van de efficiëntie is ritme van groot belang. Ritme is de harmonische wisseling van spanning en ontspanning. Ritme vormt het moment, de zogenaamde timing; de timing die in judo van zo groot belang is.
Ritme wordt door de ademhaling geregeld. Wie de ademhaling beheerst, beheerst haar/zijn bewegingen, beheerst haar/zijn evenwicht, beheerst haar/zijn geestelijke instelling en lichamelijke houding.
En in randori, shiai en kata neemt de kunst van het ademhalen een centrale plaats in.
De neiging bestaat om overmatig aandacht aan kata te besteden.
Als men kata als grammatica van het judo beschouwt, dan is randori het proza.
In randori schrijft men, met de onderdelen nage waza en ne waza, als het ware het eigen verhaal. Men schrijft het verhaal in de eigen bewoordingen (lees: waza) en op basis van grammatica (lees: kata).
Men maakt de eigen randori ook op basis van de principes van Kodokan judo; principes die in kata verfijnd kunnen worden.
Kodokan judo bestaat dus niet alleen uit kata, maar ook (en vooral) uit randori en shiai.
Als we spreken over Kodokan judo en werken met Kodokan judo, dan mag dat niet beperkt blijven tot kata. Ook randori (nage waza en ne waza) zijn onderzocht en omschreven door de Kodokan en daarin vinden nog steeds ontwikkelingen plaats. (Zie het laatste boek van Daigo uit 2007).
De ontwikkelingen in shiai staan zeker niet stil, maar deze ontwikkelingen moeten ook steeds in overeenstemming zijn met de principes van judo, van Kodokan judo.
Kodokan judo heeft een eigen identiteit, is krachtig vanuit zichzelf, kent een juiste dynamiek en zoekt voortdurend de ontwikkeling op basis van haar principes. Het is daarom dat Kodokan judo leert, beweegt en leeft.
Schrijver van dit artikel (sinds 1965 beoefenaar van Kodokan judo) bestudeert, onderzoekt en werkt al ruim 45 jaar op basis van het Kodokan judo.
Resultaten, in stijl, van een groot aantal judoka en de persoonlijke ontwikkeling van de schrijver zijn gebaseerd op deze studie, dit onderzoek en werk.
Sensei Ichiro Abe, 10e dan, en Sensei Jan Vanderhorst, 9e dan, zijn mijn inspirators en leermeesters; de judoka, die op basis van dit systeem objectieve of subjectieve prestaties hebben behaald, zijn voor de schrijver grote evaluatiebronnen, als het ware abstracte leermeesters, geweest; daardoor ontstaat er steeds weer nieuwe inspiratie. Daarvoor ben ik hen allen dankbaar!
Een systeem is in theorie vrij gemakkelijk te ontwikkelen. Een systeem uittesten op de praktische kracht (het maken van resultaat) en steeds aan de hand van evaluaties aanpassen duurt wat langer. In de periode oktober 1976 tot november 2001 is in Nederland door mij bewezen, dat het systeem kracht in zich heeft. De nationale en internationale belangstelling voor het Kodokan groeit gestaag.
Het Kodokan judo wordt basistechnisch methodisch onderbouwd in het Kodokan Gokyo no waza. Het Kodokan Gokyo als systeem moet als totaliteit worden gezien; onder andere de volgordelijkheid, de verschillende bewegingsrichtingen, steeds opgebouwd vanuit de veiligheid voor Uke, het geleidelijk laten ervaren van de bewegingsassen voor zowel Uke als Tori en de mogelijkheid om na een bepaalde periode persoonsgericht te ontwikkelen. Ook is er onmiddellijk de mogelijkheid om te verbinden, te combineren, te variëren en over te nemen.
Het Kodokan Gokyo als methodisch systeem moet als één geheel worden gezien en is niet te scheiden; de verschillende technieken zijn echter wel te onderscheiden.
Door niet te scheiden ontstaat er een structuur. Grondslagen (principes), doelstellingen en de weg waarlangs vormen door de specifieke structuur één geheel.
De grondslagen zijn maximale doelmatigheid en gemeenschappelijke welzijn en de doelstelling is het streven naar een volmaakte harmonie van lichaam en geest (ook te onderscheiden, maar niet te scheiden).
De weg waarlangs is de methode, het middel om de doelstelling te bereiken.
Het Kodokan Gokyo geeft de weg waarlangs de doelstelling (op basis van de principes) kan worden bereikt en geeft door haar voortdurende ontwikkelingsmogelijkheden ruimte voor ideeën.
Het Kodokan judo ontwikkelt de grootst mogelijke bewegingsgevormdheid op basis van:
seiryoku zenyo jita kyoei.
Willem Visser
www.willemvissercoaching.eu