Nihon Sport

Veiligheid door Perfectie

In 1977 verscheen er een boek van de hand van Anton Geesink met de titel “Veiligheid door Perfectie”.
Op de voorpagina Anton Geesink die, in een blauwe judogi, een migi uchi mata uitvoert, die door Leo de Vries, in een gele judogi, wordt geblokkeerd op een manier die vele judoka van nu niet kennen en ook tai sabaki is duidelijk zichtbaar!
Gelukkig is van het experiment met gekleurde judogi alleen blauw overgebleven, want er was al genoeg ‘lawaai en bonte kermis’ in de ontwikkeling van Judo.

In dit artikel gebruik ik de titel van het boek, niet omdat er nu een boekbespreking volgt, maar omdat ‘Veiligheid door Perfectie’ een uitstekende oneliner is van Anton Geesink die in deze tijd, 2020, nog zeer wel van kracht is.
(Overigens zijn er nog wel meer oneliners van Anton Geesink, zoals: “Je mag een eigen mening hebben, maar deze moet wel dezelfde zijn als die van mij, Anton Geesink”; een mening bevindt zich vaak midden op de lijn tussen onwetendheid en kennis…..
Een andere, altijd zeer goed te gebruiken, oneliner en helaas ook in onbruik geraakt is:
“If you want to be a champion, you have to look like a champion” een gezegde van Anton Geesink die zelfs als inspiratie-afbeelding in de Kokushikan Universiteit hangt; de Kokushikan die onder andere de Olympische Kampioenen Saitoh, Ucheshiba en Suzuki heeft opgeleid. Overigens staat er in het zicht van de dojo een boom, die daar door Anton Geesink is gepland en die nu letterlijk is uitgegroeid tot een groot symbool……)

‘Veiligheid door perfectie’ impliceert, terecht, dat imperfectie tot onveiligheid kan leiden. Onveiligheid kan dus de oorzaak zijn van een blessure.
Perfectie is een garantie voor veiligheid!

In een vorig artikel heb ik geschreven over ‘Hazumi & Ikioi’, over ‘essentie & hulpmiddelen’. De essentie in judo is techniek en de hulpmiddelen zijn vormen van kracht en uithoudingsvermogen. Zonder al teveel het vorige artikel opnieuw te herhalen is het hier wel noodzakelijk om nog eens te stellen, dat de hulpmiddelen de essentie nooit mogen overschaduwen, omdat Judo dan onherkenbaar wordt en vooral omdat Judo daarvoor niet ontwikkeld is. Of men nu spreekt over Judo als pedagogisch spel, als sport, als Olympische sport of als beweging-culturele activiteit, altijd moet Judo doordrongen blijven van de specifieke, unieke en grote waarden, die zo kenmerkend zijn voor Judo.
Perfectie houdt in Judo in, dat techniek en beweging optimaal, geconditioneerd naar Judo, moeten worden ontwikkeld. Dat geldt niet alleen voor aanvalstechiek, maar ook verdedigingstechniek.

Het internationale wedstrijdreglement heeft bijvoorbeeld kani basami en waki gatame vanuit staande positie om veiligheidsredenen verboden.
(Overigens is het aan de kennis en verantwoordelijkheid van de scheidsrechter om over waki gatame uit staande positie te oordelen en daarin worden, ook internationaal, grove fouten gemaakt.)
In het benoemen van de essentie van Judo maak ik onderscheid in techniek en beweging; niet te scheiden en wel te onderscheiden. Beiden verdienen aandacht om nader beschreven te worden.
In mijn boek ‘Kodokan Go Kyo no Waza’ beschrijf ik werptechnieken, ik geef een fundamentele voorbereidende beweging bij iedere worp aan en de biomechanica wordt middels een tekening verklaard. (Naast die fundamentele voorbereidende bewegingen zijn er andere voorbereidende bewegingen mogelijk!)
In de totaalopleiding van een judoka hoort dus ook de specifieke houdings- en bewegingsvorming voor Judo, zoals shizen tai, jigo tai, kumi kata, tai sabaki, shintai, kuzushi, tsukuri.
Volledige beheersing van shizen tai, jigo tai, kumi kata, tai sabaki, shintai, kuzushi, tsukuri en het perfect kunnen uitvoeren van nage waza en ne waza geven stabiliteit aan de judoka. Het overmatig aandacht besteden aan kumi kata en geen aandacht besteden aan shizen tai, jigo tai, tai sabaki, en shintai, en weinig aandacht besteden nage waza en ne waza is een grote tekortkoming in judo-onderwijs en judotraining!
(In het boek « le judo, évolution de la compétition » van Patrick Vial, Daniel Roche en Claude Fradet wordt kumi kata beschreven op pagina 15 t/m 53. ISBN 2-7114-0748-9)

In een totaalopleiding wordt de judoka zodanig ontwikkeld, dat deze in staat is om ‘geconditioneerd’ te ageren in en te reageren op iedere situatie. Er moet een automatische balans zijn en er is niet de minste onvolkomenheid mogelijk; snel en adequaat inspelen op steeds wisselende situaties, veelal beperkt door tijd en ruimte; meester blijven over de situatie.
Perfecte techniek-uitvoering alleen is niet voldoende; ook houding en beweging moeten perfect zijn, zowel in aanvallend als in verdedigend opzicht.
Voor een perfecte judo-techniek, voor een perfecte judo-houding en voor een perfecte judo-beweging, voor die ontwikkeling is de leraar/coach verantwoordelijk; vooral de leraar die de basisvorming heeft onderwezen, getraind en geleid.

Dat betekent dus dat de leraren die de basisvorming ‘doen’ zeer deskundige leraren moeten zijn. Judo is een ongekend gecompliceerde bewegingsvorm en ook de intelligentie van de leraar speelt een grote rol in dezen, omdat de basis van biomechanica, dynamica en logica ‘geprojecteerd’ moet worden op het individu, het individu dat altijd verschillend is.
(In de opleiding van leraren hoofdzakelijk bezig zijn met ‘zitvoetbal’, ‘haasje over’ en ‘kindertjes kata’ leidt niet tot de deskundigheid die vereist is om judoka perfect op te leiden.)

Als een judoka geblesseerd raakt, dan moet de leraar of coach zich verantwoordelijk voelen voor de basisvorming; techniek, houding, beweging. Ook als een judoka een wedstrijd verliest moet de leraar of coach zich verantwoordelijk voelen, ook in het geval van mentale tekortkomingen van de judoka!

Een judoka die verliest of geblesseerd raakt vanwege een omissie in de basisvorming mag daarvoor de leraar, die de basisvorming geleid heeft, verantwoordelijk achten. Evenzo goed als dat men de krachttrainer of conditietrainer, die verkeerd periodiseert, verantwoordelijk mag achten.
Als een judoka zwaar geblesseerd raakt tegen het einde van het Olympisch kwalificatie traject, bijvoorbeeld door onjuist bewegen (niet geconditioneerd judo-bewegen) dan is niet hij of zij, maar de leraar en/of de coach verantwoordelijk.

En bovenstaande leidt tot de gevolgtrekking, dat de verantwoordelijken voor opleidingsprogramma’s niet meer kracht, maar meer intelligentie in de opleidingsprogramma’s moeten brengen.

Hoe hoger het niveau van judo-beoefening is, des te specifieker, diepgaander en individueler de begeleiding moet zijn.

Met dank aan mijn leraren: sensei J. Vanderhorst (zeven jaar de basisleraar van Anton Geesink), sensei Wim Cobben en sensei Ichiro Abe.

200227
Willem Visser
8e dan Judo IJF

De Judo Bond Nederland, een levende organisatie

Zelfs op grote afstand lees of hoor ik over de ontwikkelingen van de JBN.
Natuurlijk ben ik, al 60 jaar lid van de JBN, nog steeds belangstellend en het is verontrustend om te vernemen, dat het niet goed gaat met de JBN.

Te vaak zie ik in het digitale JBN blad oproepen om leden op te geven of acties om leden te werven.
Ook las ik onlangs een ‘adviesrapport’ van een 70+ club, waarin ook, tussen de regels door, zorg werd uitgesproken over de kwaliteit van de JBN en het ‘adviesrapport’ was ook geschreven om 70+ers als lid van de JBN te behouden. (Dit moet wat mij betreft los worden gezien van het uiterst opmerkelijke middel dat 70+ adviseert; ook lijkt het mij obsessief als iedere verongelijkte groepering binnen de JBN meteen een legitieme status krijgt van adviesorgaan voor gevraagd en ongevraagd advies aan bestuur of portefeuillehouder breedtesport.)

Naast de twee bovenstaande voorbeelden speelt nog steeds ‘het gedwongen loskoppelen van zeer goed presterende tandems van judoka en coach’ met de daarmede gepaard gaande vernedering van hard aan de weg timmerende coaches en clubs. Overigens is dit loskoppelen ook in strijd met de uitspraak van Pieter van den Hoogenband, die onlangs in een Tv-programma juist de samenwerking tussen coach en topsporter propageerde en roemde.

Deze en andere informatie inspireerde mij om het onderstaande artikel te schrijven ter overweging voor allen die participeren in een organisatie, voor leidinggevenden in een organisatie en natuurlijk vooral bedoeld voor het JBN-bestuur en voor hen die het JBN-bestuur kiezen en controleren.

 

De JBN behoort een levende organisatie te zijn.

Dynamiek en innovatie zijn onderdelen die horen bij het begrip “levende organisatie” en dynamiek en innovatie moeten dus ook vast verbonden zijn aan de JBN.
(Het vaststellen van de eigen identiteit en het verwerven van eigen kracht gaan vooraf aan de onderdelen dynamiek en innovatie. Hier ga ik nu niet op in, ook omdat ik hierover al eens heb geschreven.)

Een levende organisatie overleeft alleen als men in staat is om zich aan te passen aan en in te spelen op de voortdurende veranderingen in de wereld om zich heen, zowel persoonlijk, in de eigen (comfort)zone of werksector als wel in het grote geheel.
Men moet dus voeling en binding houden met de wereld om zich heen.
Een levende organisatie is een voortdurend lerende organisatie.

Levende, lerende organisaties hebben, in een steeds veranderende en complexe wereld, meer kans op overleven, meer kans op ontwikkeling.
Succes komt tegenwoordig neer op het mobiliseren van zoveel mogelijk van de kennis die een organisatie ter beschikking staat. Die kennis wordt van binnenuit en van buitenaf gegenereerd, getolereerd zelfs. Daarvoor moet ruimte en vrijheid worden gecreëerd; ruimte is immers essentieel voor een kennisintensieve organisatie en vrijheid is een bron voor creativiteit.
De JBN moet het vermogen om de kansen in de eigen omgeving, intern en extern, benutten om verder te verbeteren.
Alle professionals van de JBN moeten het vermogen bezitten om te bewegen en dat bewegen moet gericht zijn op ontwikkeling; vooral als geheel bewegen in plaats van zich in geïsoleerde territoria op te houden en zichzelf achter grenzen te verschansen.

(Het is wellicht goed om het begrip professional te plaatsen tegenover het begrip vrijwilliger. De JBN kent professionals, de leraren/coaches, en vrijwilligers. Het is ‘vreemd’ dat de JBN wordt geleid door de vrijwilligers; het is ‘ongewenst’ dat de JBN wordt geleid door vrijwilligers omdat, oneerbiedig gezegd, de ‘hulpmiddelen’ de ‘essentie’ overschaduwd! Ook hier ga ik nu niet verder op in, omdat ik in vorige artikelen ook al heb geschreven over professionals versus vrijwilligers en over essentie en hulpmiddelen. Het zal duidelijk zijn dat ik het zeer betreurenswaardig vindt, dat de JBN niet wordt geleid door de professionals van de JBN. Hier in Frankrijk wordt de bond geleid door judo-leraren en
daarom is de FFJ zo’n grote en in vele opzichten, (eigen identiteit/eigen kracht), sterke judobond. Dit is ook kritiek op de professionals binnen de JBN en ik hoor hen roepen “en waar was jij dan?”; welnu, in 2013 en in 2016 heb ik me gemeld voor het voorzitterschap en onder leiding van voorzitter en later interim voorzitter van de Hel ben ik in de doofpot gestopt, waar ik juist voor mijn crematie, zie YouTube, uit ben bevrijd…..)

Bestuursleden moeten het individuele potentieel benutten om nieuwe gedragspatronen -nieuwe vaardigheden- te ontdekken en te implementeren.
Directe communicatie, in plaats van passief en gelaten afwachten, is het middel om een vaardigheid van een individu in te zetten en ook over te brengen op de gehele gemeenschap.

Het woord dynamiek is in dit artikel gebruikt. Dynamiek kan niet louter en alleen gedefinieerd worden als het verrichten van inspanningen. Daarmee doet men het begrip dynamiek tekort, want voor gepassioneerde professionals is het leveren van inspanningen niet moeilijk. Dynamiek wordt echt dynamiek als er nog een component aan toe wordt gevoegd, namelijk: het overwinnen van hindernissen.
Werken op het niveau van manager, directie en bestuur bestaat hoofdzakelijk uit het voorkomen en wegnemen van hindernissen. Daarvoor moet men voortdurend bewegen, moet men voortdurend leren, voortdurend zoeken naar nieuwe gedragspatronen en deze inbrengen.

Het woord innovatie is ook genoemd. Onder innovatie kan worden verstaan dat men steeds weer vorm moet geven aan steeds weer nieuwe signalen en steeds weer nieuwe gebeurtenissen. Als men daarin slaagt, dan is men innovatief.
Om innovatief te zijn is creativiteit nodig.
Vroeger werd nog wel eens het woord proactief gebruikt. Dat woord heb ik persoonlijk afgeschaft, omdat pro-activiteit een achterhaald begrip is en omdat het steeds weer wordt ingehaald. Pro-activiteit kan beter vervangen worden door creativiteit.
Creativiteit brengt mensen in beweging en beweging is een kenmerkend teken van leven. Creativiteit kan ook de JBN in beweging brengen en kan de JBN tot een levende organisatie maken.
Een levende JBN heeft de toekomst, ook als er hindernissen overwonnen moeten worden.
Een levende JBN wordt niet alleen gekenmerkt door waarden en rationele zaken; een levende JBN wordt ook gekenmerkt door de beleving van de mensen, mensen die verbonden zijn met de JBN.
Die beleving genereert creativiteit en de verbondenheid zet aan tot ongekend bewegen.

Kortom, eigen identiteit, eigen kracht, dynamiek, innovatie en creativiteit zijn vijf bouwstenen waarmee men een moderne organisatie, een moderne JBN opbouwt. En ook bij renovatie zijn deze vijf onderdelen leidend.

Een levend JBN-bestuur zal inspirerend, voorbeeld stellend en stimulerend moeten zijn voor de gehele organisatie.
De noodzaak tot synergie en een bewuste bijdrage leveren aan het grote geheel is een belangrijke taak voor de nabije toekomst.

200205
Willem Visser
8e dan Judo IJF

Fotoreportage Landelijke Veteranen Training bij Essink Sportcentrum

Fotoreportage Landelijke Veteranen Training bij Essink Sportcentrum

Foto’s gemaakt door Harry van den Hurk.

Harry is een gepassioneerd fotograaf die ook graag in sporthallen vertoeft om actiefoto’s te maken. Op zijn site en facebookpagina zie je echter ook veel reis-, natuur- en muziekfoto’s.

Zijn site vind je HIER

Zijn facebook pagina HIER

Wil je dat Harry foto’s voor of van je maakt? Mail hem: huhafoto@gmail.com

Fotoreportage Dutch Open Espoir 2020 II

Fotoreportage Dutch Open Espoir 2020 II

Foto’s gemaakt door Harry van den Hurk.

Harry is een gepassioneerd fotograaf die ook graag in sporthallen vertoeft om actiefoto’s te maken. Op zijn site en facebookpagina zie je echter ook veel reis-, natuur- en muziekfoto’s.

Zijn site vind je HIER

Zijn facebook pagina HIER

Wil je dat Harry foto’s voor of van je maakt? Mail hem: huhafoto@gmail.com

Uitgebreide fotoreportage Dutch Open Espoir Toernooi 2020

Uitgebreide fotoreportage Dutch Open Espoir Toernooi 2020

Foto’s gemaakt door Marco Krachten.

Bekijk de volledige reportage HIER

Uitgebreide fotoreportage NK Judo u18 2019 Almelo

Uitgebreide fotoreportage NK Judo u18 2019 Almelo

Foto’s gemaakt door Marco Krachten.

Bekijk de volledige reportage HIER

Uitgebreide fotoreportage Wereld Kampioenschap Judo u21 2019 Marrakech

Uitgebreide fotoreportage Wereld Kampioenschap Judo u21 2019 Marrakech

Foto’s gemaakt door Marco Krachten.

Bekijk de volledige reportage HIER

Uitgebreide fotoreportage Europees Kampioenschap Judo -21 2019

Uitgebreide fotoreportage Europees Kampioenschap Judo -21 2019.

Foto’s gemaakt door Marco Krachten.

Bekijk de volledige reportage HIER

 

Uitgebreide fotoreportage NKT Almere 2019

Uitgebreide fotoreportage NKT Almere 2019.

Foto’s gemaakt door Marco Krachten.

Bekijk de volledige reportage HIER

Klik op onderstaande foto voor een diavoorstelling van een selectie van de foto’s

Willem Visser: Ontwikkelingsfasen in Judo

Het is voor judo-onderwijs en judotraining van groot belang om te weten wat er onderwezen en getraind kan worden in de verschillende leeftijdsfasen.

In dit artikel geef ik beknopt en globaal een aantal principes voor judo-onderwijs en judotraining aan, die behoren bij de verschillende leeftijdstijdsfasen.

Er zijn vier fasen te onderscheiden:

 

  • De basisfase
  1. 8 tot 10 jaar
  2. 11 tot 14 jaar

 

  • De uitbouwfase

14 tot 17 jaar

 

  • De aansluitingsfase

18 tot 20 jaar

 

  • De topsportfase

vanaf 20 jaar.

De basisfase a (8-11 jaar) wordt gekenmerkt door een aantal aspecten:

 

  • De vaardigheden zijn eenvoudig en niet complex.
  • De technieken zijn grove motorische en geen fijn-motorische.
  • Niets mag schadelijk zijn voor gezondheid en groei.
  • Alle activiteiten zijn gericht op het aerobe vermogen.
  • Technieken worden in ontspannen bewegingspatronen gebracht.
  • Veel aandacht moet worden besteed aan het valbreken. Valbreken is de ziel van het judo. Angst voor het vallen belemmert de judo-ontwikkeling daar de aanvalsdurf wordt belemmerd als men angst heeft om overgenomen te worden.
  • De ontwikkeling van het zelfvertrouwen, de eigenwaarde, de onderlinge interactie en de samenwerking krijgt veel aandacht.
  • De leraar/trainer mag 100% inzet eisen, maar de jeugd moet plezier hebben.
  • De juiste kijk op winnen en verliezen moet worden bijgebracht.
  • In deze leeftijdsfase veelvuldig stimuleren en vooral het goed kunnen uitvoeren van de techniek moet worden bejubeld. (Dit is in deze fase belangrijker dan winnen, winnen moet niet voorop staan.)
  • Specialisatie moet worden vermeden.
  • In deze fase niet teveel competitie en de aard van de competitie moet ingehouden zijn, bijvoorbeeld clubcompetitie en interclubcompetitie.
  • In deze leeftijdsfase neemt de jeugd deel aan andere sporten.
  • Gezonde eetgewoonten worden bijgebracht.

Meisjes en jongens kunnen in deze fase nog competitie met elkaar maken.

De basisfase b (11-14 jaar)  wordt gekenmerkt door:

 

  • Verfijnde en meer ingewikkelde technieken bijbrengen.
  • In het laatste gedeelte van deze fase kan een begin worden gemaakt met anaërobe arbeid en sub-maximale krachttraining.
  • De judoka moet zijn bewegingsvaardigheden blijven oefenen en er kan al een serieuze voorbereiding van wedstrijden zijn.
  • De judoka moet blijven bouwen aan de ontwikkeling van het zelfvertrouwen en eigenwaarde.
  • Winnen is nog steeds geen beslissende factor; de techniekontwikkeling moet voorop staan.
  • Het is in deze fase nuttig om groepsdoelen en beperkte individuele doelen te stellen.
  • Specialisatie moet nog steeds niet worden bevorderd, alhoewel de leraar/trainer de voorkeurtechnieken al wel kan onderscheiden.
  • Er kunnen in deze fase meer wedstrijden worden gemaakt, bijvoorbeeld op regionaal en districtsniveau. Deze wedstrijden moeten goed georganiseerd zijn.
  • In het laatste gedeelte van deze fase kan een begin worden gemaakt met tactische en strategische vorming.
  • Meisjes en jongens moeten geen competitie meer met elkaar maken in deze fase.

 

 

 

Samenvatting:

 

  • De basistechnieken moeten worden aangeleerd.
  • De technieken kunnen in beweging worden aangeleerd.
  • In het eerste gedeelte van de fase moet echt judo-onderwijs worden gegeven; in het tweede gedeelte kan al worden begonnen met judotraining.
  • De wedstrijden zijn kort en goed georganiseerd, oplopend van club en interclub naar regionaal en districtsniveau.
  • Centraal staat: Techniek ontwikkeling en ervaring opdoen.

De uitbouwfase (14-17 jaar) wordt gekenmerkt door:

 

Alle reeds eerder genoemde componenten komen in deze fase terug en er worden een aantal andere onderdelen toegevoegd.

 

  • Het proces van verfijning wordt voortgezet.
  • De bewegingsvaardigheden worden uitgebreid.
  • Het concentratievermogen moet worden vergroot.
  • De nadruk blijft liggen op 100% inzet en de ontwikkeling van zelfvertrouwen en eigenwaarde.
  • Tactisch en strategisch moet de judoka verder worden ontwikkeld.
  • Groepsdoelen en individuele doelen moeten nadrukkelijker worden gesteld.
  • Specialisme wordt ontwikkeld.
  • Technisch gezien moet men veel aandacht besteden aan volgtechnieken in verschillende richtingen en aan overname technieken.
  • In deze fase wordt gerichte krachttraining ingebracht.
  • Een begin kan worden gemaakt met krachtuithoudingsvermogen.
  • In deze fase neemt men deel aan districtstoernooien, nationale toernooien, nationale kampioenschappen en aan internationale wedstrijden.
  • Het judo-onderwijs is overgegaan in judotraining en de standaard-wedstrijdtraining kan worden gebruikt.
  • Centraal in deze fase: Resultaat maken op basis van techniek.

De aansluitingsfase (18-20 jaar) wordt gekenmerkt door:

 

  • Eerder genoemde componenten worden verder ontwikkeld.
  • De krachtraining wordt gericht op het individu. Individuele programma’s worden gemaakt en aangeboden.
  • De zelfstandigheid en het verantwoordelijkheidsgevoel van de judoka moet worden ontwikkeld.
  • Het goed kunnen omgaan met spanning en ontspanning wordt steeds belangrijker in deze fase en de judoka moet daarin worden
  • Er moet worden getraind in concentratietechnieken.
  • Het zelfvertrouwen en het gevoel voor eigenwaarde moet voortdurend worden ontwikkeld.
  • De trainer/coach moet 100% inzet eisen, want de judoka heeft nu duidelijk gekozen en moet dus de gevolgen aanvaarden.
  • Specialisatieontwikkeling is nu zeer belangrijk.
  • De judoka doet mee aan veeleisende topsportwedstrijden en het winnen van wedstrijden is het belangrijkste doel.
  • Technisch gezien is de aansluitingsfase een voortzetting van de uitbouwfase, maar deze fase is meer individueel gericht.
  • Variëren, combineren, verbinden en overnemen zijn de belangrijkste accenten in deze fase.
  • De trainer/coach stelt een jaarplan op en houdt daarbij rekening met:
  1. de gevorderdheid van de groep
  2. doelen en tussendoelen
  3. statistische gegevens
  4. nationale en internationale ontwikkelingen.
  • Centraal in deze fase: Nationaal en internationaal resultaat maken, ook op het niveau van EK en WK junioren, en ervaring opdoen bij senioren.

De topsportfase wordt gekenmerkt door:

 

  • De fase wordt gekenmerkt door HOE en
  • Ervaring opdoen met spanning-regulatie zowel fysiek als wel mentaal.
  • Kumi kata moet worden verfijnd en versterkt.
  • Reflexen moeten worden getraind.
  • Specialiteiten moeten worden verbeterd en in relatie worden gebracht met specifieke kumi kata en ook met andere technieken.
  • Anticiperen op de actie en de reactie van de tegenstrever, ook en vooral in kumi kata.
  • Het moment moet worden geschoold: in de tijd maar ook in gebruik van de juiste techniek.
  • De positie op de mat moet worden verbeterd.
  • In deze fase vindt ook de overgang van junior naar senior plaats. Dit gaat vaak gepaard met een enorme terugslag. Subtiel en voorzichtig omgaan met alle aspecten, ook met de technische aspecten, is de beste methode om door deze periode te komen.
  • De topsportfase is sterk individueel gericht. Veel persoonlijke aandacht aan de judoka geven is belangrijk.
  • Judo is een individuele sport en de judoka is sterk gericht op zichzelf, zonder dat de judoka veel aandacht heeft voor groepsprocessen. Functioneel participeren in de groep is wel wenselijk, omdat men elkaar nodig heeft om te trainen.
  • In de topsportfase is nauwkeurige en deskundige periodisering wenselijk en om resultaat te behalen zelfs noodzakelijk.

April 2019

Willem Visser

We gebruiken onder andere analytische cookies om ons websiteverkeer geanonimiseerd te analyseren, zodat we functionaliteit en effectiviteit kunnen aanpassen.
Meer informatie over de verwerkte gegevens kunt u lezen in onze privacystatement.

[X] Ik ga akkoord met bovengenoemde privacy verklaring