Onder de noemer “De club centraal” introduceerde de JBN een project. De titel van het project geeft de belangrijkheid van de judo-club aan; inderdaad, de judo-club is belangrijk en zelfs onmisbaar in judo-Nederland.
Judo bestaat onder andere uit randori (techniektraining ligt daaraan ten grondslag), shiai (wedstrijd; randori is daarvoor de basis) en kata (de grammatica, de principes van judo). Judo kan beoefend worden als spel (waaronder pedagogisch spel), sport (wedstrijden), zelfverdediging, algemene conditietraining, recreatie en bewegings-culturele activiteit (onder andere kata). Door judo traint en ontwikkelt men zeer uitgebreid de bewegingsgevormdheid (onder andere: snelheid, coördinatie, timing enz.) alsmede allerlei ‘krachten’ op het gebied van fysieke gesteldheid, psyche, esthetica, cybernetica, filosofie, cultuur e.a. fenomenen. In dit artikel wil ik me vooral richten op de importantie van de judo-club bij het ontwikkelen van randori en shiai, omdat, door de huidige nationale centralisatie, de centrale plaats waar wedstrijdvoorbereiding dient plaats te vinden, de judo-club, bedreigd wordt of wellicht al is vervaagd of weggevallen. Sterke judo-clubs zullen ook het niveau en het ledenaantal van de JBN vergroten en dus ook de financiële positie, waardoor de onafhankelijkheid van het NOC weer kan worden opgeëist; tevens zal de aanwas voor de nationale en regionale centrale trainingen toenemen.
De vraag is hoe men met relatief kleine trainingsgroepen (bijvoorbeeld 12 judoka) in de judo-club een optimale voorbereiding kan doen voor wedstrijden en hoe men een belangrijke bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van de topjudoka? Natuurlijk zullen er vooraf professionele afspraken gemaakt moeten worden over de trainingsmomenten op club- regionaal en nationaal niveau. (Het is hier goed om te realiseren dat professioneel hier betekent: deskundig, integer en bereid en in staat om samen te werken!) De afstemming zou kunnen zijn: maandag, dinsdag, donderdag clubniveau en op woensdag, vrijdag en zaterdag regionaal of nationaal niveau, afhankelijk van het niveau, de leeftijd, het wedstrijdresultaat en andere competenties van de individuele judoka. Indien mogelijk of wenselijk kan de judo-club ook nog trainen op de zondagochtend en de regionale en centrale organisatie zal zorg dragen voor de noodzakelijke internationale trainingsstages! De bovenstaande afstemming zal betekenen, dat de club ook weer een belangrijke plaats krijgt/heeft in de ontwikkeling van de judoka. Clubcoaches zullen geïnspireerd blijven om judoka op te leiden met alle positieve gevolgen van dien. Voor zo’n clubtraining ontwikkelde ondergetekende een standaard-wedstrijdtraining met enige varianten, die kunnen worden gebruikt. (De successen van de judoka van de Judo Ryu Nijmegen zijn mede door deze structuur behaald.) Iedere coach zal zich echter wel moeten realiseren, dat een trainingsstructuur een hulpmiddel is om judoka te ontwikkelen. De individuele judoka staat centraal! De standaard wedstrijdtraining heeft tot doel:
Technische ontwikkeling van judoka;
Voldoen aan de behoefte van de individuele judoka;
Periodiseren op basis van techniek;
Kleine trainingsgroepen optimaal ontwikkelen;
Randori is de beste trainingsvorm; de standaard wedstrijdtraining verbetert randori en shiai.
Onder de weergave van de standaard-wedstrijdtraining heb ik nog een klein overzicht gegeven van de verschillende soorten van belasting; hieruit wordt duidelijk dat fysieke en mentale belasting steeds wordt afgewisseld.
Standaard wedstrijdtraining: Taiso 10 minuten
Circulatie warming-up
Normalisering
Stretching Ukemi
valoefening Uchi-komi 1 10 minuten
judo-technische warming-up Uchi-komi 2 15 minuten
interval training Yaku-soku-geiko 5 minuten
op de beurt werpen Kakari-geiko 15 minuten
Tori valt aan, Uke ontwijkt (op intervalbasis mogelijk) Sotai-renshu Nage-waza. 20 minuten
aanleren of verbeteren van een werptechniek Randori Nage-waza 15 minuten
2 á 3 maal 5 minuten Sotai-renshu Ne-waza 10 minuten
aanleren of verbeteren van een controletechniek Randori Ne-waza 15 minuten
3 maal 5 min. of 2 maal 7 ½ minuut Seiry Taiso 5 minuten
lichte Uchi-komi en stretching Mondo
technische, tactische of organisatorische aanwijzingen Moku-so
ideo-motorische en positiefsuggestieve training Bovenstaande is een basis wedstrijdtraining. Bij specifieke behoefte kan uiteraard worden afgeweken.
De techniekkeuze voor beide Sotai-renshu dient op jaarbasis te worden vastgelegd aan de hand van:
Ideaalbeeld van judo (visie);
Individuele behoefte judoka;
Statistische conclusies, verkregen uit informatie van het vorige seizoen;
Nationale en Internationale ontwikkelingen;
De periode in het trainingsseizoen (vooral van belang bij uchi komi intervaltraining). De periodes zijn: a. Algemeen voorbereidende periode b. Specifiek voorbereidende periode c. Voorbereidende wedstrijdperiode d. Voorbereidende en eigenlijke wedstrijdperiode e. Eigenlijke wedstrijdperiode Wellicht later meer hierover.
Variaties op Standaard Wedstrijdtraining: Uit fysiologische, didactische of methodische overwegingen kan men een variatie maken op de standaard wedstrijdtraining, door het Ne-waza gedeelte naar voren te halen. De training komt er dan als volgt uit te zien:
Op bovenstaande indeling kan nog een variant gemaakt worden door de Uchi-komi 2 na de Randori Nage-waza te plaatsen, wat naast fysiologische effecten ook mentale effecten heeft. De oefenstof (inhoud) kan in deze lesindelingen (vorm) gegoten worden, waarmee dus vorm en inhoud wordt gegeven aan een jaarplan en zelfs meerjarenplan. Vorm en inhoud vormen tezamen een structuur. Op deze wijze werkt men dus gestructureerd naar een doel. Met……niveau bepaling aan het einde van een fase.
Verantwoording en uitleg van de verschillende trainingsonderdelen
Taiso De fysiologische waarde van een warming-up zijn voldoende aangetoond en behoeven hier niet te worden behandeld. In de warming-up onderscheiden we drie onderdelen: a) De circulatie warming-up
Het losmaken van spieren en gewrichten;
Het opwarmen van de spieren;
Het op arbeidsniveau brengen van de organen. b) De normalisering
Spierversterking; na gewenning zal dit ook op peil houden van de spierkracht betekenen. c) Het stretchen
Licht en kort statisch rekken van de spiergroepen.
Ukemi Valoefening is altijd in een training opgenomen. Het is van zowel technische als wel van psychisch/mentale waarde. Het Zempo Kaiten (rollen) heeft ook zeer coördinatieve waarden; Nl. bij het rollen behoort men de lichaamsledematen zo gunstig mogelijk te groeperen rondom het zwaartepunt. Het vallen is de ziel van het judo.
Uchi-komi We onderscheiden globaal twee Uchi-komi momenten in een training: a) Als specifieke warming-up en als cooling-down; b) Als conditietraining op basis van techniek; a. Als algemene conditietraining; b. Als specifieke intervaltraining, (voorbeeld; belasting en rust kan variëren): i. Duurtraining: 1:30 arbeid, 0:30 rust ii. Tempotraining: 0:45 arbeid, 0:30 rust iii. Snelheidstraining: 0:30 arbeid, 1:00/1:30 rust E.e.a. wordt geperiodiseerd, d.w.z. ingedeeld in de week en dus verdeeld over 6 trainingseenheden en afgestemd op de periode in het seizoen en soms bijvoorbeeld bij trainingsachterstand, individueel aangepast.
Uchi-komi ingedeeld naar bewegingsverloop
1) Butsu-kari Balans verstoren en inkomen maken in twee pasritme voor worpen in voorwaartse richting en achterwaartse richting. In voorwaartse richting onderscheiden we dan ook nog Koshi-waza en Te-waza en in achterwaartse richting onderscheiden we O-uchi-gari, Ko-uchi-gari en O-soto-gari. Bewegingsverloop:
Stilstaande met zwaaibeen;
In beweging met zwaaibeen;
In Shintai (bewegend in sagittale vlak). Doel en plaats:
Specifieke warming-up en bij de cooling-down met als doel perfectioneren van Kuzushi en Tsukuri.
2) Uchi-komi met zwaaibeen, te gebruiken als: Bewegingsverloop:
Stilstaande;
In beweging
Doel en plaats:
Specifieke warming-up en cooling-down;
Intervaltraining;
Onderdeel van de techniekverbetering (langzame bewegingsaanloop en bewegingsafloop).
3) Uchi-komi met uitstappen: Bewegingsverloop:
Stilstaande;
In beweging
Doel en plaats:
Specifieke warming-up;
Intervaltraining.
4) Uchi-komi in Shintai: Bewegingsverloop:
Recht naar links;
Links naar links;
Rechts naar links en omgekeerd;
Afwisselend rechts-links of links-rechts.
Doel en plaats:
Interval training;
Cooling-down;
In periode van actief herstel. Men leert met deze Uchi-komi tevens onmiddellijk te antwoorden op een techniek van de opponent.
5) Uchi-komi met verbindingen: Bewegingsverloop:
Renzoku-waza: In dezelfde richting bijv. Seoi-nage ->Ippon-seoi-nage
– Renraku-waza: In de andere richting bijv. O-uchi-gari -> Tai-otoshi
Doel en plaats:
Specifieke warming-up;
Techniektraining.
6) Uchi-komi vrij bewegend over de mat: Bewegingsverloop: (Voorbereiding, Kuzushi, Tsukuri) Bijvoorbeeld 5 maal rechts en 5 maal links:
Concentratietraining, vooral aan het einde van een zware training.
Yaku-soku-geiko Op de beurt werpen; vrije techniekkeuze. De judoka kiezen veelal hun Tokui-waza (specialiteit) in verschillende bewegingsrichtingen en/of hun specifieke voorbereiding of met gevarieerde Kumi-kata.
Kakari-geiko Tori valt aan, 5 maal 1 minuut en Uke ontwijkt 5 maal 1 minuut. Om de minuut wordt van functie gewisseld en om de twee minuten wordt van partner gewisseld. In de rust wordt de kleding geordend en de polsslag gecontroleerd.
Men dient onderscheid te maken in ontwijken en verdedigen:
Ontwijken: Zonder blokkeringen, los in de armen, geen overname techniek, spelen met het zwaartepunt.
Verdedigen: Ontwijken en blokkeren, wel overname en techniek. In de Kakari-geiko wordt de eigen bewegingsgevormdheid ontwikkeld. Er wordt veel gebruik gemaakt van Tokui-waza en verbindingen. Ook worden technieken, die in de vorige trainingen beoefend zijn, uitgeprobeerd c.q. eigen gemaakt. Kakari-geiko is een zeer belangrijk trainingsonderdeel, vooral omdat het een zeer specifieke bewegingsgevormdheid geeft.
Sotai-renshu Nage-waza In dit oefengedeelte worden gedurende 20 minuten in een langzaam tempo, maar uiterst nauwkeurig, nieuwe bewegingen aangeleerd, eventueel verbeterd. Ook vele speciale Kumi-kata met bijbehorende werptechniek worden aangeleerd en verbeterd. Ieder oefent dezelfde beweging, ook al is het een techniek, die men zelf niet zal maken in Shiai. Bovenstaande beoefent men links en rechts. Dit wordt door velen als tijdsverlies gezien. Dit is echter een grote misvatting. Immers; de bewegingsgevormdheid wordt vergroot, men krijgt inzicht in de beweging, waardoor het gemakkelijker wordt te anticiperen op de aanval van de tegenstrever. Als men bijvoorbeeld verschillende malen in Shiai geworpen is met Yoko-tomoe-nage, dan verdient het aanbeveling Yoko-tomoe-nage te bestuderen, dus beoefenen.
Randori Nage-waza Hierin wordt Tokui-waza, verbindingen en overnames en aangeleerde techniek in Sotai-renshu, zeer offensief in spel beoefend. De kamp om de Kumi-kata speelt een rol, maar zeker geen hoofdrol. Hieraan wordt in sommige trainingen apart aandacht besteed. Maki-komi-waza is in training verboden, daar dit techniekontwikkeling remt, zelfs terugdringt.
Sotai-renshu Ne-waza Zie Sotai-renshu Nage-waza. De oefentijd van nieuwe techniek is korter dan bij Nage-waza, daar het trainen van het moment van minder belang is (let wel, van minder belang, dus niet van geen belang).
Randori Ne-waza De eigen voorkeurstechnieken en de eventueel nieuw aangeleerde technieken worden in spel getraind. Accenten:
Vecht je naar initiatief en tracht het te behouden;
Weet door te verbinden, dus anticiperen; zien en voelen in vele projecties en perspectieven;
Het verkrijgen van controle is veel belangrijker dan de sensatie van de Shime-waza of Ude-kansetsu-waza (in Shiai probeert men vak zonder controle tot klem of omstrengeling te komen, waardoor veelvuldige mislukking voorkomt. Dus eerst controle en daarna pas opgave techniek plaatsen).
Seiry Taiso Lichte Uchi-komi om de bekende fysiologische redenen, maar ook omdat de techniek wordt geschoold, als technische oefeningen nog worden verricht in omstandigheden van vermoeidheid. Uiteraard wordt voor langzame uitvoeringswijze gekozen. Het stretchen wordt per spiergroep langer aangehouden, daar de spier nu veel warmer is als aan het begin van de training.
Mondo Technische, tactische of organisatorische aanwijzingen.
Moku-so Gedurende 2 á 3 minuten zitten de judoka in Seiza, met de opdracht in stilte de training door te nemen, vooral het nieuwe aangeleerde (ideo-motorische training). Ook een stuk positief-suggestieve training is vertegenwoordigd. Niet “tobben” over wat fout ging, maar “zich verheugend” denken over wat goed ding. (Judoka kunnen in dit verband ook geadviseerd worden, om voor het slapen gaan, enige minuten zo bezig te zijn met Tokui-waza of met techniek, die men moet of wil eigen maken).
Verhouding Nage-waza — Ne-waza, gezien in trainingstijd Nage-waza Ne-waza Basisfase A 8-10 jaar 50% 50% Basisfase B 11-14 jaar 55% 45% Uitbouwfase 14-17 jaar 60% 40% Aansluitingsfase 18-20 jaar 65% 35% Topsportfase vanaf 20 jaar 65% 35%
Belasting bij de verschillende trainingsonderdelen Fysiologische belasting Mentale belasting Taiso. 1 tot 3 1 Ukemi 1 2 Uchi-komi 1 2 tot 3. 2 Uchi-komi 2. 3 tot 4 2 Yaku-soku-geiko 2 3 Kakari-geiko 3 tot 4 4 Sotai-renshu Nage-waza 2 tot 3. 4 Randori Nage-waza 4. 3 tot 4 Sotai-renshu Ne-waza 2 4 Randori Ne-waza 4. 3 tot 4 Seiry Taiso 2 tot 1 2 Mondo. — 2 Moku-so 1 3
Dit is een globale analyse. Strikt genomen laat belasting zich niet scheiden, wel kan worden onderscheiden. Getracht dient te worden om een wat golvende belastingscurve te krijgen. (Waardering tabel: 1 = zeer laag, 2 = laag, 3 = hoog, 4 = zeer hoog)
Aan het eind van dit artikel Het is noodzakelijk om te stellen, dat de inhoud van dit artikel slechts een heel klein onderdeel is van alle facetten die bij de ontwikkeling van een (top)judoka een rol spelen. Het is mijn bedoeling om een mogelijke leidraad te geven voor judo-clubs en judocoaches om gericht training te geven, waardoor judoka successen kunnen behalen. Ook stel ik er prijs op om coaches en judo-clubs te stimuleren om zich bezig te houden met wedstrijdjudo. (Ja, het is gemakkelijk om iemand een kata aan te leren; hoeveel gecompliceerder en moeilijker is het om als coach een bijdrage te leveren om een judoka regionaal, nationaal of internationaal te laten presteren of zelfs kampioen te zien worden?) Twee keer per jaar een programma maken volstaat. Eén voor de periode augustus- december en één voor de periode januari- mei. Nu dus een mooi tijdstip om de tweede periode voor te bereiden om het Nieuwe Jaar goed te beginnen. Voorspoedig Nieuwjaar!
Willem Visser December 2018
Download onderstaand het artikel als PDF in de originele opmaak:
“Nederland nu echte fietsnatie dankzij toegenomen concurrentie”
Deze kop stond boven een artikel van Iwan Tol in de Volkskrant van 26 september. Het deed mij terugdenken aan de Wereldkampioenschappen Judo in Boedapest: geen goede prestaties en een ploeterende en foeterende Maarten Arens. Vooropgesteld: Maarten Arens treft geen blaam! De sterke achteruitgang van de prestaties is namelijk omgekeerd evenredig aan de kop van deze column.
Een kort historisch overzicht.
In de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw kende Nederland een aantal zeer sterke judoclubs met coaches die ‘er alles voor over hadden om een sterke club te hebben en om van elkaar te winnen’. Mahorokan met coach Koos Henneveld, Budokai Rijnmond met coach Chris de Korte, Sportschool Boersma met sensei Wim Boersma, Sport Instituut Ooms met coach Peter Ooms, Ken Am Ju met coach Cor van der Geest, Hikari met wisselende coaches, Judokwai Nijmegen met coach Cor van der Pool en Judo Ryu Nijmegen met ondergetekende als coach. En steeds waren er wel weer opkomende clubs die voor verrassingen zorgden. Naast haast onuitputtelijke energie staken de genoemde coaches ook nog eens veel geld in hun clubs om aan de gestelde doelen te voldoen. De nationale trainingen waren in die tijd additioneel aan de clubs en onder leiding van de bondscoach werden er ook vele internationale trainingsstages gemaakt. Met een zeer beperkt budget, maximaal 250.000 gulden (!) tezamen voor dames en heren, werden goede resultaten behaald op de internationale toernooien. Die resultaten werden behaald,
omdat er in de clubs heel veel inspanningen werden verricht en hindernissen werden overwonnen,
omdat de nationale trainingen additioneel waren,
omdat de clubs voortdurend in concurrentie met elkaar waren.
Onlangs mocht ik spreken met een van die ‘oude’ coaches; we dronken cappuccino (hij) en koffie (ik). Destijds hebben onze judoka veel onderlinge kampen uitgevochten, individueel en als team. Voor de wedstrijd keurden we elkaar geen blik waardig, de tribunes zaten afgeladen vol, verdeeld in verschillende kampen, de spanning was te snijden en een uur na de wedstrijd waren we ons alweer aan het voorbereiden op de volgende confrontatie. Ja er was vaak onrust in de gelederen van de JBN, maar er werd gepresteerd. (Onlangs sprak ik een CEO van een multinational, hij zei: “als er rust is in het bedrijf dan ben ik meteen alert”…..Ook sprak ik eens met een belangrijke man uit Zuid Nederland: “jou moeten we niet hebben in het bondsbestuur, want jij brengt onrust”.)
Nostalgie? In maart van dit jaar was ik te gast bij de judokampioenschappen van Tokyo in de Budokan hal; dezelfde sfeer daar als in de jaren van Henneveld, de Korte, Boersma, Ooms, van der Geest, van der Pool en Visser. Spanning, concentratie en vlijmscherpe concurrentie! Opvallend in Tokyo: Suzuki en Inue, nationale coaches, waren nu gewoon clubcoach voor Kokushikan daigaku en Tokai daigaku.
Rondom 2000 koos de Judo Bond Nederland voor een andere strategie en uiteindelijk bleven er twee clubs over Ken Am Ju (waar de heren werden gecentraliseerd) en Budokai Rijnmond (waar de dames werden gecentraliseerd). Onbewust, of zou het toch bewust zijn geweest, werd de concurrentie ‘weg georganiseerd’.
Even later toen de JBN, onder leiding van voorzitter Jos Hell, in zwaar financieel en organisatorisch weer terecht was gekomen is ‘de zaak verkocht’ aan het NOC*NSF en daardoor werd de concurrentie tussen de clubs volledig ‘vermoord’. (Zie een van mijn eerder hier verschenen columns.)
En nu is ‘Leiden in last’.
(Onlangs werd ik gevraagd om te pogen om een Japanse topjudoka van heden voor een stage naar Europa te halen. Zijn clubcoach, Sinshi Hosokawa van de Tenri Universiteit, bepaalde dat het niet ging plaatsvinden, ongeacht wat de Japanse Judo Bond ervan zou vinden. Dit geeft ook aan hoe Japan aan zeven gouden medailles komt in Boedapest: de zelfstandigheid van de clubs en de concurrentie tussen de clubs, hoofdzakelijk universiteiten en politie. Die concurrentie maakt het voor de Japanse nationale coaches alleen maar gemakkelijker en ook resultaatrijker. Daarbij komt ook nog dat de Japanse nationale coaches nauw samenwerken met de universiteit- en politieclubs.)
Jonge coaches zijn nu niet meer bereid om ‘alles te geven’, ook omdat zij in een zeer vroeg stadium de judoka, die zij hebben opgeleid, moeten afstaan aan Papendal. Naast de onvrede daarover is ook de concurrentie tussen de clubs teruggebracht naar ‘kinderniveau’ en daardoor verkeert het Nederlandse judo nu in dezelfde omstandigheden als het huidige voetbal. En evenals in voetbal zal er opnieuw moeten worden opgebouwd.
Kritiek is goed en oplossingen zijn beter. Dus een gedeelte van de oplossing:
NOC*NSF geef geld, zoals dat ook aan de KNWU is gegeven, (€ 490.000 voor de mannen en iets minder voor de vrouwen) en laat judoka zich onder leiding van hun coach, onder supervisie van Maarten Arens en Michael Bazinski, ontwikkelen.
Kies een JBN bestuur met verstand van zaken, dus ook met verstand van topjudo; geen bestuurders die alleen maar de rust bewaren.
Laat Maarten Arens en Michael Bazinski met nationale en internationale trainingen additioneel aan de clubs werken en laat hen ook het internationale coachwerk doen. Zij hebben de informatie, de kennis en de ervaring om zulks te doen.
Beide voornoemde nationale coaches zijn in staat om samenwerkingsverbanden op te zetten en uit te bouwen met de clubcoaches aan de top.
JBN organiseer veel nationale competities en laat de tijd terugkeren waarin de clubs, nu onder leiding van jonge coaches, elkaar tot op het bot beconcurreren.
JBN promoot judo als pedagogisch spel, zodat het ledenaantal sterk groeit; het moet dan wel judo zijn en geen ‘haasje over’ en ander soort recreatiespelletjes. Dit betekent dat de opleiding voor jeugdjudo leider, judoleraar A en B op de schop moet; technisch judo moet centraal staan in deze opleiding.
En voor de korte termijn kunnen positief ingestelde adviseurs, met veel kennis en ervaring, voor het bestuur en voor de heren Maarten Arens en Michael Bazinski als klankbord dienen.
Daar ik lange tijd niet meer in Nederland mocht werken, weet ik niet in hoeverre de nieuwe judocoaches nog gemotiveerd zijn om ‘alles te geven’. Als de wil om ‘alles te geven’ er nog is dan is er hoop. (Als men wil weten waar men hoop vandaan haalt, lees dan het boek HOOP van Roland van der Vorst, ISBN 9789046806876.)
Het zullen de nieuwe judocoaches moeten zijn, die hoop omzetten in nieuw leven in de Judo Bond Nederland.
Willem Visser www.willemvissercoaching.eu
Gastblog Willem Visser: Centralisatie Judo Bond Nederland
Willem Visser (8e dan) was trainer/coach van het roemruchte Judo Ryu Nijmegen en was ook jarenlang bondscoach van de JBN. Gepassioneerd, analytisch, visionair en kritisch. Dat laatste zorgde er voor dat hij sinds 2003 feitenlijk “persona non grate’ was (of is) bij de JBN. Hij belande ondermeer op een zijspoor omdat hij de hoofdpresentatie had gedaan op het IJF congres in Osaka. De JBN vond dat hij eerst om toestemming had moeten vragen….. Onlangs kreeg hij, pas nadat hij voor de derde keer was voorgedragen sinds 2008, de 8e dan. Tijdens deze gelegenheid was zijn dankwoord ook kritisch.
13 Jaar (wan)beleid en daarna een paar jaar géén beleid heeft Nederland op de ongelukkige 13e plaats gebracht in de judo-medaillespiegel van Rio de Janeiro. Tot overmaat van ramp gaf de voorzitter van de JBN, verantwoordelijk voor ‘geen beleid’ enige maanden voor de Olympische Spelen de ‘pijp aan Maarten’ zodat Maarten er ineens geheel alleen voorstond! (In 1996 maakte ik hetzelfde mee en dat betekende tenminste één medaille minder….) Gelukkig behaalde Anika van Emden 63 kg een bronzen medaille in Rio de Janeiro. Anika heeft al haar potentiële krachten optimaal tot ontwikkeling gebracht en dat resulteerde in die welverdiende bronzen Olympisch medaille; zij redde daarmee de eer van het Nederlandse judoteam, want….. het was de enige Nederlandse medaille.
Nederland eindigde dus op die ongelukkige 13e plaats in het medailleklassement. Er zal geëvalueerd worden en dat is niet aan mij, maar dat mag zeker niet zijn aan de technisch directeur met hockeyachtergrond, die eerst bleef, toen weer weg zou gaan, uiteindelijk toch bleef om vervolgens, hopelijk voorgoed, weg te gaan en weg te blijven. Waarmee, op wellicht ironische wijze, wordt aangegeven, dat een technisch directeur van de Judo Bond Nederland een judospecialist moet zijn. Nederland is in oppervlakte een klein land, maar in judo was het een groot land en dat moet en kan het heel snel weer worden. (Nu gouden medailles voor kleine judolanden als Slovenië, Kosovo en Argentinië!) Nederland is het verplicht aan zijn geschiedenis om bij de top vijf van de wereld te behoren op de Olympische Spelen Judo; de prestaties op de Olympische Spelen 2016 wijzen helaas duidelijk anders uit. En wordt naar allerlei personen gewezen die verantwoordelijk zouden zijn voor de teloorgang van het Nederlandse judo. Maar…er is maar een orgaan dat direct verantwoordelijk is: het bestuur van de JBN. Dat bestuur zou ter verantwoording geroepen moeten worden.
‘Zou’, want helaas kan dat niet meer; het merendeel van het bestuur heeft het schip verlaten, nog voordat het echt in zwaar weer terecht was gekomen.
In Nederland zijn minstens 300 goed opgeleide trainers, leraren en coaches. Deze professionals zijn vaak ondergeschikt gemaakt aan, overigens goed willende en strikt noodzakelijke, vrijwilligers (tussen die vrijwilligers verschuilen zich overigens ook kwaadwillige vrijwilligers, die hun ego willen strelen of, nog erger, willen laten strelen), terwijl de professionals leidend moeten zijn in de JBN. Het zou beter zijn als professionals de leiding hebben. (Professioneel = deskundig, integer, bereid en in staat om samen te werken.)
De bondsraad van de JBN kiest en benoemt het bestuur, maar er zijn slechts weinig professionals in de bondsraad vertegenwoordigd, waardoor er ook geen professioneel bestuur gekozen wordt. Het ontberen van deskundigheid leidt tot nivellering van het niveau, niet alleen in bestuurlijk opzicht, maar ook op judo technisch gebied.
De JBN kan, geïnspireerd en geleid door professionals, de eigen kracht herwinnen, de eigen identiteit hervinden en etaleren, dynamiek aanzwengelen, innovatie ontwikkelen en doorvoeren. Om dat alles te verwezenlijken is een grote mate van creativiteit nodig.
Inspirerend leiderschap is dus onontbeerlijk om de vijf genoemde componenten (weer) tot leven te brengen. En de leiding (het bestuur) zal dus moeten bestaan uit hoofdzakelijk judospecialisten, die niet besturen op afstand, maar die direct leiding geven aan het proces van herstel en uitbouw.
Momenteel staat centralisatie ter discussie en de oplossing van dit probleem is slechts één van de opdrachten voor het nieuwe bestuur van de JBN. Er zijn nog tal van andere doelstellingen te noemen; ik noem er hier slechts een paar: * Er zijn ruim 125.000 judobeoefenaren in NL en minder dan 40.000 zijn lid van de JBN. Hier ligt dus al een enorme taak, die niet kan worden opgelost zonder de optimale medewerking van de circa 300 trainers, leraren en coaches. Een veel groter ledenaantal zal de eigen kracht vergroten. * De JBN moet er in slagen om judo te promoten als pedagogisch spel, waardoor het aantal leden ook gigantisch kan stijgen. Bijna niemand in NL weet, dat in 2015 de UNESCO judo als de meest waardevolle sport voor jeugd van 4 tot 21 jaar heeft aangemerkt; dit kan op allerlei manieren uitgedragen worden. De breedtesport is de basis voor de topsport en de uitspraak van de UNESCO kan in grote mate bepalend zijn voor de identiteit. * Ondanks het feit dat de JBN een project heeft, genaamd ‘de club centraal’, krijgt de club geen ruimte om judoka langdurig en optimaal tot ontwikkeling te brengen. De club behoort ook de eerste relatie met de judoka te hebben. Hierdoor blijven trainers, leraren en coaches gemotiveerd, terwijl de judoka die acteren in de nationale selecties de veiligheid en de warmte van de eigen club behouden, hetgeen ook in bepaalde perioden van de topsportcarrière van belang kan zijn. Hier ligt ook een oplossing voor het probleem ‘centraliseren’: Train vaak tezamen met judoka van het hoogste niveau; dat hoeft echter niet te betekenen dat judoka losgekoppeld moeten worden van persoonlijke coach en/of club. ‘De club centraal’, mits goed ingevuld en uitgevoerd, kan een enorme dynamiek genereren. Goed ingevuld en uitgevoerd betekent ook het behouden van competitie tussen clubs en judoka; competitie is sterk niveauverhogend! (Judoka ‘uit de club halen’ verhoogt niet bepaald de onderlinge competitie.) * Een technische commissie, bestaande uit ervaren specialisten, zal zorg moeten dragen voor innovatie. Die innovatie zal ook een voedingsbron zijn voor de bondscoaches, clubcoaches en opleiders.
* Behoudens de heer Jan Snijders speelt er niemand een rol van betekenis in de Europese Judo Unie of Internationale Judo Federatie. Het is dus wenselijk en zelfs noodzakelijk om JBN-judospecialisten in het bestuur of in de commissies van EJU en IJF te hebben, waardoor men mee kan werken aan, en ook direct op de hoogte is van, innovaties op allerlei gebied.
* Ter promotie van judo kan een groot internationaal EJU of IJF toernooi worden georganiseerd in Nederland. Om bovenstaande en andere beleidsuitgangspunten uit te voeren, zal een grote mate van creativiteit aan de dag gelegd moeten worden en de JBN zal het geheel op eigen kracht moeten doen!
Er zijn nog veel meer doelstellingen te benoemen en ik wil de laatste die ik hier noem extra onder de aandacht brengen: * De technische nivellering moet een halt worden toegeroepen en alle technische krachten, judospecialisten, zullen een sterke technische ontwikkeling mede moeten vormgeven. De judotechniek is de essentie en allerlei vormen van kracht en uithoudingsvermogen zijn hulpmiddelen. In het huidige Nederlandse judo overschaduwen de hulpmiddelen (kracht en uithoudingsvermogen) de essentie en nu zodanig, dat het een duidelijke, negatieve, weerslag heeft op het resultaat. De juiste verhouding tussen techniektraining enerzijds en training van kracht en uithoudingsvermogen anderzijds zal (terug)gevonden moeten worden. De huidige Nederlandse topjudoka heeft over het algemeen geen gebrek aan kracht en uithoudingsvermogen, maar het gebruik van techniek is bepaald niet optimaal te noemen. Een grote mate van creativiteit zal nodig zijn om op het juiste moment de juiste techniek te gebruiken; judo zonder creativiteit levert geen aansprekende resultaten.
Een van de kernwaarden van een judoka is onafhankelijkheid; de JBN zal dus ook onafhankelijk moeten zijn! Samenwerken met NOC is goed en aan te raden. Echter, vanwege financiële aspecten het beleid laten bepalen door het, uit voornamelijk hockeyers bestaande, NOC is uit den boze. Gezamenlijk centraal trainen (op Papendal) is noodzakelijk, omdat de JBN dat noodzakelijk vindt, maar niet omdat het NOC dat gebiedt.
Tot slot. De JBN gaat een mooie tijd tegemoet; er is veel te ontwikkelen en er is héél veel te veranderen! Het nieuwe professionele bestuur zal eigen kracht, eigen identiteit, dynamiek, innovatie en creativiteit als principes kunnen hebben.
Vat moed bestuur, vat moed!
Willem Visser (Willem Visser is raadgever en docent aan de NIFSA, Universiteit van Kanoya, Japan.)
www.willemvissercoaching.eu
We gebruiken onder andere analytische cookies om ons websiteverkeer geanonimiseerd te analyseren, zodat we functionaliteit en effectiviteit kunnen aanpassen. Meer informatie over de verwerkte gegevens kunt u lezen in onze privacystatement.
[X] Ik ga akkoord met bovengenoemde privacy verklaring