Nihon Sport

Gastblog Willem Visser: Ongelooflijk

In 1966, tijdens de Europese Kampioenschappen Judo in Luxemburg, moest Jan Snijders van broek wisselen, omdat de Russische judoka Kiknadze op hem was gevallen bij het uitvoeren van een werptechniek. Het is me niet duidelijk of dit de aanleiding is geweest voor de heer Jan Snijders om het scheidsrechtersjasje aan te trekken, het is echter wel zo, dat Jan Snijder heel snel uitgroeide tot eerst de beste scheidsrechter van Nederland (hij belde me eens op om zich te verontschuldigen, omdat hij een paar yoko guruma van Murvin Eliazer niet juist beoordeelde) en snel daarna werd hij de beste scheidsrechter in de EJU en de IJF.
Uiteindelijk leidde dat tot zijn benoeming tot lid en later tot directeur van de scheidsrechter-commissies van EJU en IJF. Weliswaar is ‘don Juan’ Barcos de scheidrechtersdirecteur degene die het meest op de voorgrond treedt (hoofdzakelijk door internationale scheidsrechters publiekelijk te vernederen), het is toch Jan Snijders die de internationale scheidsrechters coacht en ook is het Jan Snijders die professioneel (= zeer deskundig, integer en in staat en bereid tot samenwerking) in het wedstrijdreglement het goede behoudt en daar waar nodig steeds verbetert.
Het is ongelooflijk dat Jan Snijders, als uiterst deskundig judoka en internationaal alom zeer gewaardeerd als scheidrechtersdirecteur, nog steeds niet is bevorderd tot 9e dan judo.
Aan de IJF kan het niet liggen; mijn promotie (en ik beteken internationaal bepaald niet wat Jan Snijders betekent) werd door de IJF binnen drie weken erkent en onderschreven door het toesturen van het daarbij behorende door EJU en IJF ondertekende certificaat.
Het zal toch niet zo zijn, dat de promotie  van Jan Snijders tot 9e dan judo ergens bij de JBN ‘in de la’ is blijven liggen, of nog erger…..door de JBN wordt geblokkeerd.
ONGELOOFLIJK!
Parijs 9 februari 2019
Willem Visser

Gastblog Willem Visser: Judo 1

 

De titel van dit artikel is simpelweg Judo.

Daarvoor heb ik gekozen, omdat het over Judo gaat.

(Judo 1, omdat er wellicht ook nog Judo 2 komt.)

Judo, een spel, een sport, een systeem van fysiek-mentale vorming (in ‘schooltermen’ lichamelijke opvoeding genoemd, alhoewel fysiek-mentale vorming niet geheel gelijk is aan lichamelijke opvoeding), een systeem voor zelfverdediging, een bewegings-culturele activiteit, een filosofie, een levenshouding. De volgorde van deze opsomming is onder andere afhankelijk van de leeftijd, de hoedanigheid, de belangstelling, de fase van ontwikkeling en de levensfase van de judo-beoefenaar, de judoka. Ongetwijfeld kunnen er nog meer omstandigheden, persoonlijke waarden en competenties aan deze opsomming worden toegevoegd, hetgeen ik verder ter invulling over laat aan de lezer.

In dit artikel ga ik niet in op de historie van judo; het zou heel mooi (en ook opmerkelijk) zijn als de JBN of NVJJL Dr Naoki Murata, Dr Michel Brousse, Dr Yves Cadot en prof. Carl de Cree zou uitnodigen om hen, in een opzienbarend seminar, te laten doceren over de historie van Judo. Graag laat ik dit onderwerp over aan het initiatief van JBN en/of NVJJL.

In dit artikel wil ik wel een bijdrage leveren aan de gedachtewisseling over het belang van randori en kata. Ja, ik weet dat ‘een bijdrage leveren’ uit mijn mond voor de JBN wellicht ‘ironisch’ klinkt en daarom is het goed om de juiste definitie van ironie te geven: ”geveinsde onwetendheid”; dat kan het dus hier, om verschillende redenen, niet zijn. Mijn bijdragen worden vaak als satire gezien, hetgeen ik een compliment vind, als men de vertaling van ‘satura lanx’ gebruikt: ‘een schaal vol gemengde vruchten’. Die ‘schaal vol gemengde vruchten’ wordt vaak niet gewaardeerd en smaakt voor velen met een gebrekkige melkzuurtolerantie ‘zuur’. Toch laat ik me niet ontmoedigen onder mijn persoonlijke motto:

“Als je jezelf aanpast heb je weliswaar de meeste kans om te overleven, maar…je onderscheidt je er niet door”.

KATA

In een artikel over KODOKAN JUDO (buiten mijn medeweten door iemand anders op FB gepubliceerd en gesigneerd) heb ik de ‘overload’ aan belangstelling voor kata al eens benoemd. De overmatige belangstelling voor kata dreigt het mooiste fenomeen in judo, randori, te overschaduwen.

Let wel, judo kan bestaan zonder kata; judo zonder randori is geen judo.

Maar, ook om te voorkomen dat ik gezien word als ‘ kata  bestrijder’ blaas  ik eerst de loftrompet over kata door er een aantal waarden van aan te geven.

Daar waar in wetenschappelijke artikelen definities gegeven worden van spel en sport (zie verderop in dit artikel) mede waardoor randori en shiai kunnen worden geduid, is dat niet het geval met het fenomeen kata. Zelfs in het onvolprezen (en vergeten) boek ‘Algemene theorie der menselijke houding en beweging’ van professor Buitendijk (Aula 175) is een fenomeen als kata of een equivalent daarvan niet opgenomen. (Overigens is het voor ieder die zich met houding en beweging bezig houdt heel nuttig om dit boek te bestuderen.)

Wat wel te gebruiken is, is een onderdeel van een wetenschappelijke studie van de universiteit van Hamburg, waar drie vormen van beweging  worden onderscheiden:

  1. Eenvoudig resultaat georiënteerd bewegen: hierbij zijn de motorische vaardigheden relatief eenvoudig, zowel technisch als conditioneel (wandelen, hardlopen, zwemmen). Het verbeteren van waarnemen, analyseren en situationeel handelen is bepaald niet van het grootste belang.
  2. Verloop georiënteerd bewegen: techniek is hier van veel groter belang dan bij eenvoudig resultaat georiënteerd bewegen; conditie is additioneel. (Turnen, kunstrijden).

Evenals bij eenvoudig resultaat georiënteerd bewegen is het verbeteren van waarnemen, analyseren en situationeel handelen ook niet van het grootste belang. Er zijn geen onverwacht snel wisselende situaties en beperkingen worden niet door anderen opgelegd.

  • Complex resultaat georiënteerd bewegen: in deze vorm van bewegen is techniek, conditie, waarnemen, snel analyseren, beslissen en uitvoeren van de techniek en snel en adequaat inspelen op steeds, vaak niet voorziene, wisselende situaties (veelal beperkt door tegenstrever, tijd en ruimte) kenmerkend. (Spelsporten en vechtsporten; waarbij in de vechtsporten, zoals judo, de tijd en ruimte het meest beperkt zijn.)

 (Sportwissenschaft und Sportpraxis, Band 38, Psycho-Training im Kampf- und Budo-Sport, Horst Tiwald. ISSN 0342-457X)

Kata kan geplaatst worden onder b. verloop georiënteerd bewegen.

Een van de kenmerken van kata is, dat de uit te voeren technieken de grondvorm van vaststaande bewegingen moeten zijn.

In zekere zin is de basis van kata een ‘theoretisch gegeven’ van aanval en verdediging, waarbij (evenals in randori en shiai; complex resultaat georiënteerd bewegen) ethiek, esthetiek, mechanica en logica onderdelen zijn.

Kata is geen demonstratie van afzonderlijke technieken (mag dat ook niet zijn); kata is een kunstvorm met een ‘eigen opvatting’.

Met ‘eigen opvatting’ wordt bedoeld, dat kata wordt uitgevoerd door tori en uke, die van gelijk niveau moeten zijn op gebied van techniek en instelling en waarbij harmonie en ritme belangrijk zijn. Er moet harmonie zijn in het eigen ritme en de ritmes van tori en uke moeten op elkaar zijn afgestemd. Die harmonie in het eigen ritme en de samenhang van de ritmes van tori en uke vormen ‘de eigen opvatting’. De grondvorm van vaststaande bewegingen kan niet worden aangetast, immers de definities van ethiek, esthetiek, mechanica en logica zijn niet veranderd.

Harmonie betekent niet hoekig, het is makkelijk, elegant en vloeiend; dat wil voor kata zeggen, dat ‘hoekige en felle handelingen’ vermeden moeten worden, omdat deze energieverkwisting tot gevolg hebben.

Ritme is de harmonische wisseling van spanning en ontspanning.

Ademhaling is van invloed op ritme, de ademhaling regelt het ritme; wie haar/zijn ademhaling beheerst, beheerst haar/zijn bewegingen, haar/zijn evenwicht, , haar/zijn lichaamshouding, haar/zijn geestelijke instelling.

Ook in kata geldt, evenals in het totale fenomeen judo, dat

‘alles moet leiden, met maximale doeltreffendheid, tot algemeen welzijn’!

Kata in judo is het harmonisch en ritmisch beoefenen en/of uitvoeren van de vaststaande grondvormen van judotechnieken door tori en uke, gebaseerd op het theoretische gegeven van aanval en verdediging.

De verschillende kata ontlenen de vaststaande grondvormen aan de verschijningsvorm, zoals principes van werpen, controleren, verdedigen, souplesse, balans en zelfs de plaats van de mens in de kosmos.

Kata is in vele opzichten een uitstekende oefening.

Als intermezzo wil ik een idee poneren voor de ontwikkeling van de judoka, wellicht ook van belang bij het opstellen van graduatie-eisen:

– in de kyu periode: aanleren van basistechniek zoals nage waza, (tachi waza, hikomi waza,

  renraku waza, renzoku waza en kaeshi waza) en ne waza (oase waza, shime waza en ude

  kansetsu waza);en…randori!

– 1e, 2e en 3e dan: verdieping van techniek en ontwikkelen van tokui waza; en…randori!

– 4e en 5e dan: diepgang, achtergronden, stijl en ritueel van onder andere kata; en ook  

  bestuderen wat, waarom en hoe.

  – 6e dan en hoger: betekenis van judo in het leven en in het leven van de judoka.

Judo is een vorm van fysieke en mentale opvoeding en vorming, een vorm van houding en beweging. Houding en beweging houdt veel meer in dan alleen maar doelmatigheid; en zorg besteden aan stijl en achting van ritueel moet een voorname plaats hebben.

Hier passen ook de wijze woorden van Olympisch Kampioen Anton Geesink:

“If you want to be a Champion, you have to look like a Champion!”

Twee andere Olympische kampioenen uit Nederland, Willem Ruska en Mark Huizinga, zijn hierin even grote voorbeelden!

Ook examens en examinatoren dienen stijlvol te zijn en ook hier moet ritueel een plaats hebben. Stijl en ritueel brengen waardigheid en rust.

Onder leiding en inspiratie van de heer Peter Demandt is dit op nationaal niveau zeer goed georganiseerd; hij zag in dat stijl en ritueel ook bijdragen aan het waardige verloop van examens voor 4e dan en hoger. De heer Demandt verdient hiervoor grote complimenten!

RANDORI en SHIAI

Daar waar ik kata oefening noem, daar noem ik randori spel en shiai sport (sport = spel in competitie met elkaar).

Het is hier wel nuttig om eens te kijken naar wetenschappelijke definities van spel en sport, van onder andere Huizinga, Guttman, Mandell en anderen.

– spel is een vrijwillige activiteit met grenzen en tijdslimiet, volgens geaccepteerde en  

   bindende regels, ‘met het doel in zich’, en met een plezierige spanning door iets anders te

   doen dan in het normale leven.

Dus in deze definitie is plezierige spanning en anders doen dan in het normale leven van groter belang dan presteren en resultaat.

Voor sport zijn, evenals voor spel overigens, meerdere definities te geven, onder andere:

– (spel)activiteiten die gericht zijn op fysieke en mentale inspanningen met resultaat als doel;

– sociaal fenomeen gerelateerd aan wedstrijd- en competitie elementen;

– fysieke spelactiviteit in wedstrijdverband;

– een moderne definitie van sport is:

  competitie in tal van fysiek-mentale activiteiten, waarin ambitie, inspanningen en het   

  overwinnen van hindernissen leidt tot meetbaar en vergelijkbaar resultaat.

Resultaat kan dan objectief zijn, bijvoorbeeld kampioenschappen; ook kan resultaat subjectief zijn, bijvoorbeeld het behalen van persoonlijke doelen of het verbeteren van persoonlijke prestaties.

In een aantal  van bovenstaande definities staat ‘wedstrijd’ centraal. Taalkundig (ook in de ‘volksmond’) bedrijven we ook sport als we gaan hardlopen, paardrijden of zwemmen zonder dat er sprake is van competitie, tenzij dat je de competitie aangaat met jezelf; beter, verder, sneller.(subjectieve prestatie.)

Een definitie voor judo als sport is gemakkelijk te geven als we de ‘moderne definitie’ als basis nemen.

Laten we niet vergeten, dat Kano Shihan zich tot het uiterste heeft ingespannen om judo Olympisch ‘te maken’ en om zijn systeem te bewijzen en te promoten maakten zijn studenten vele wedstrijden! Kano Shihan was bepaald geen tegenstander van shiai.

Ook een definitie van randori is te geven met gebruikmaking en met judo-specifieke aanvullingen.

Randori is het ‘vrije spel van aanval en verdediging in judo’, waarin de judoka gebruik kan maken van de judotechnieken in nage waza en ne waza.

Een doel van randori is om de tegenstrever (de trainingspartner) te werpen of te controleren. (Shime en ude kansetsu waza zijn onderdeel van controle techniek, controletechnieken met opgave tot gevolg.)

En in dat vrije spel kiest de judoka technieken die bij haar of hem passen en die zij of hij toepast in de ‘spel-specifieke situaties’.

In randori leert men om snel en adequaat in te spelen op steeds wisselende, vaak niet voorziene, situaties. (complex resultaat georiënteerd bewegen.)

Het hoofddoel van randori is: persoonlijke ontwikkeling. En…..randori biedt de beste mogelijkheid voor die persoonlijke ontwikkeling.

Randori ‘draagt dus het doel in zich’.

Veel vergelijkingen ‘gaan mank’ en wellicht deze ook:

Als kata de grammatica van judo is dan is randori het proza.

In randori schrijf je als het ware je eigen boek, in randori ‘maak’ je je eigen judo; in randori kun je eventueel gebruik maken van  hetgeen men (be)oefende in kata.

Eerder in dit artikel gaf ik als intermezzo een (mogelijke) ontwikkelingsgang in judo aan. In die ontwikkeling zien we een langdurige techniekontwikkeling, die gepaard moet gaan met het spelen van het judospel: RANDORI.

Randori mag NOOIT ontbreken in de ontwikkeling van een judoka. Randori mag zelfs in geen enkele judotraining ontbreken.

En….randori is het beste ‘voorportaal’ voor shiai.

Het hoofddoel van randori is: persoonlijke ontwikkeling. En…..randori biedt de beste mogelijkheid voor die persoonlijke ontwikkeling.

Terugkijkend naar het ‘intermezzo’ met daarin de ontwikkeling van een judoka en de mogelijke exameneisen, dan zien we dat een heel lange periode, tot en met 3e dan, de hoofdmoot van de ontwikkeling bestaat uit techniektraining en natuurlijk behoort daartoe ook ‘het vrije spel’: randori! Eigenlijk leert de judoka de technieken om deze te gebruiken in randori en shiai.

Onlangs las ik, dat op een seminar werd nagedacht en gesproken (ik hoop in deze volgorde) over het aantal judo-beoefenaren; dat aantal zou teruglopen. En de terugloop van het aantal judo-beoefenaren zou gestopt kunnen worden door het ontwikkelen van jeugd-kata?

Bij het lezen van deze stelling verkeerde ik enige tijd in een toestand van ontzetting.

Het zou te satirisch worden om alle associaties, die dit bij mij oproept, weer te geven; men zoekt de oplossing niet eens in de verkeerde hoek, maar daar waar deze absoluut niet is (‘blindheid’ genoemd!). En weer verwijs ik naar het intermezzo, waar bij 4e dan de verdieping begint…..

Natuurlijk is kata-beoefening nuttig en prijzenswaardig; het mag echter geen obsessie worden, want obsessie verblindt!

De oplossing om het, vermeende, aantal afnemende judo-beoefenaren te stoppen is door tot en met 3e dan techniek te trainen en het spel, randori, te spelen; steeds aangepast aan leeftijd en fase van ontwikkeling.

Het is heel gemakkelijk voor leraren om, al of niet met de armen over elkaar, kata te onderwijzen. (zie ‘verloop georiënteerd bewegen’)

Het is veel moeilijker voor leraren om, de handen uit de mouwen en met het zweet op de rug, judoka techniek bij te brengen, om vervolgens het spel te (laten) spelen. (zie ‘complex resultaat georiënteerd bewegen’.)

Daardoor, het beoefenen van het judospel, zal het aantal judo-beoefenaren toenemen, de persoonlijke ontwikkeling van judoka zal het beste zijn; het niveau van judo zal enorm stijgen, waardoor judo als wedstrijdsport ook weer in de lift komt.

Naar mijn mening moet hier, in ‘NL Judo’, de meeste aandacht aan worden besteed onder het alom bekende judo-principe:

‘alles moet leiden, met maximale doeltreffendheid, tot algemeen welzijn’!

Jeugd-kata leidt NIET tot algemeen welzijn met maximale doeltreffendheid.

Randori biedt de beste mogelijkheid voor persoonlijke ontwikkeling.

Kodokan Go Kyo no Waza

Een kind, jeugd, junioren en vele senioren willen spelen, willen sporten; zij willen randori en/of shiai en natuurlijk zal er een perfecte opleiding en vorming aan ten grondslag moeten liggen.

In 1960 maakte ik bij mijn eerste leraar Wim Cobben kennis met het Kawaishi systeem. De meeste lezers kennen het nog wel; 1e beenworp, 2e beenworp enz. en in ne waza werden de technieken in verschillende posities aangeleerd. (Bij Wim Cobben leerde ik ook hoe men een club van ‘gevarieerd pluimage’ ontwikkelde en bij elkaar hield; ook daar is nu, in tijden vermeend van ledenverlies, veel van te leren!)

In 1965 maakte ik bij mijn leraar Jan van der Horst, 9e dan, kennis met het Kodokan Go Kyo no Waza; kort daarna bij sensei Ishiro Abe, 10e dan.

Sensei Ishiro Abe heeft een uitstekend boek over het Kodokan Go Kyo no Waza geschreven, gepubliceerd in het Nederlands en in het Frans. (Universitaire Publicaties Brussel)        

Door beiden en door voortdurende studie heb ik inzicht gekregen in de waarden, inclusief veiligheid, van het Kodokan Go Kyo no Waza; later heb ik in vele landen uitleg mogen geven over deze  unieke ontwikkelingsmethode van judo. (Zie ook: www.willemvissercoaching.eu)

Ondanks het voorhanden zijn van een perfecte en unieke ontwikkelingsmethode, het Kodokan Go Kyo no Waza, (door Kano shihan en zijn medeleraren ontwikkeld) zijn er steeds weer initiatieven genomen en inspanningen verricht om een andere of betere methode te ontwikkelen. Als ik de potentiële ontwikkelaars vroeg waarom men dit deed, dan kreeg ik meestal antwoorden zoals: “IK wil mijn eigen systeem ontwikkelen”, of “IK wil niet gebonden zijn aan vooraf omschreven methoden” en vaak werd daar nog aan toegevoegd “En IK wil zeker geen systeem dat door Japanners is ontwikkeld”.

Opvallend is het woord “IK”, wat de vraag opwerpt of men ook aan de, al of niet jeugdige, judoka heeft gedacht…..

Men kan beter de vraag stellen welk systeem het beste is voor de judoka, met in het achterhoofd alle specifieke waarden van judo, eerder in dit artikel benoemd.

Vreemd dat men Japanse leraren voor kata-training naar Nederland laat komen en dat men een Japans systeem voor techniek-ontwikkeling afwijst of in veel gevallen niet voldoende of helemaal niet kent….., terwijl juist kata geen ‘eigen systeem’ is, gebonden is aan vaste vorm en inhoud, en door Japanners is ontwikkeld!

Ook vreemd dat er zwaar overdreven aandacht is voor kata, en zelfs nu ook voor kinderen, terwijl randori en de voorbereiding daarvoor veel essentiëler is voor judo!

Geruime tijd geleden zag ik Gé van den  Elshout examen doen voor 7e dan. Met alle respect voor alle andere examenkandidaten moet ik toch zeggen, dat zijn examen voor 7e dan een ‘grote verademing’ was, omdat zijn enorme ervaring in randori en shiai duidelijk terug te zien was in al zijn (Busen)kata; ritmisch, harmonisch, natuurlijk!

Het volgende ‘gok’ ik; ik denk dat Gé van den  Elshout tot aan 4e dan veel, heel veel techniektraining, randori en wedstrijden heeft ‘gedaan’.

In plaats van een ‘overload’ aan aandacht en beoefening van kata is het voor de ontwikkeling van de judoka en daarmee het gehele judo van essentieel belang dat randori het belangrijkste fenomeen in judo blijft.

Kodokan Go Kyo no Waza kan in de voorbereiding van randori en shiai van zeer groot belang zijn.

Onlangs stuurde een Nederlandse leraar mij een bericht, waarin ik als obsoleet werd ‘neergezet’. De berichtgever is waarschijnlijk niet op de hoogte van het onderstaande:

Geen waarheid, geen waarde kan ooit worden gekend zonder de onbevangenheid die nodig is om voorbij het uiterlijk en de schijn te komen.

En ook is het goed om te weten, dat als wijsheid pas komt als het te laat is, de wijsheid nutteloos is.

Met dank aan mijn leraren, judoka die ik heb mogen begeleiden en deskundigen waarvan ik heb mogen leren.

 

Willem Visser

januari 2019

Gastblog Willem Visser: “De club centraal”

Willem Visser in Japan met de talenten Ivo Verhorstert en Quincy Haefkens

Download onderstaand artikel als PDF in de originele opmaak:

 

Onder de noemer “De club centraal” introduceerde de JBN een project. De titel van het project geeft de belangrijkheid van de judo-club aan; inderdaad, de judo-club is belangrijk en zelfs onmisbaar in judo-Nederland.

Judo bestaat onder andere uit randori (techniektraining ligt daaraan ten grondslag), shiai (wedstrijd; randori is daarvoor de basis) en kata (de grammatica, de principes van judo).
Judo kan beoefend worden als spel (waaronder pedagogisch spel), sport (wedstrijden), zelfverdediging, algemene conditietraining, recreatie en bewegings-culturele activiteit (onder andere kata).
Door judo traint en ontwikkelt men zeer uitgebreid de bewegingsgevormdheid (onder andere: snelheid, coördinatie, timing enz.) alsmede allerlei ‘krachten’ op het gebied van fysieke gesteldheid, psyche, esthetica, cybernetica, filosofie, cultuur e.a. fenomenen.
In dit artikel wil ik me vooral richten op de importantie van de judo-club bij het ontwikkelen van randori en shiai, omdat, door de huidige nationale centralisatie, de centrale plaats waar wedstrijdvoorbereiding dient plaats te vinden, de judo-club, bedreigd wordt of wellicht al is vervaagd of weggevallen.
Sterke judo-clubs zullen ook het niveau en het ledenaantal van de JBN vergroten en dus ook de financiële positie, waardoor de onafhankelijkheid van het NOC weer kan worden opgeëist; tevens zal de aanwas voor de nationale en regionale centrale trainingen toenemen.

De vraag is hoe men met relatief kleine trainingsgroepen (bijvoorbeeld 12 judoka) in de judo-club een optimale voorbereiding kan doen voor wedstrijden en hoe men een belangrijke bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van de topjudoka?
Natuurlijk zullen er vooraf professionele afspraken gemaakt moeten worden over de trainingsmomenten op club- regionaal en nationaal niveau. (Het is hier goed om te realiseren dat professioneel hier betekent: deskundig, integer en bereid en in staat om samen te werken!)
De afstemming zou kunnen zijn: maandag, dinsdag, donderdag clubniveau en op woensdag, vrijdag en zaterdag regionaal of nationaal niveau, afhankelijk van het niveau, de leeftijd, het wedstrijdresultaat en andere competenties van de individuele judoka.
Indien mogelijk of wenselijk kan de judo-club ook nog trainen op de zondagochtend en de regionale en centrale organisatie zal zorg dragen voor de noodzakelijke internationale trainingsstages!
De bovenstaande afstemming zal betekenen, dat de club ook weer een belangrijke plaats krijgt/heeft in de ontwikkeling van de judoka.
Clubcoaches zullen geïnspireerd blijven om judoka op te leiden met alle positieve gevolgen van dien.
Voor zo’n clubtraining ontwikkelde ondergetekende een standaard-wedstrijdtraining met enige varianten, die kunnen worden gebruikt. (De successen van de judoka van de Judo Ryu Nijmegen zijn mede door deze structuur behaald.) Iedere coach zal zich echter wel moeten realiseren, dat een trainingsstructuur een hulpmiddel is om judoka te ontwikkelen. De individuele judoka staat centraal!
De standaard wedstrijdtraining heeft tot doel:

  1. Technische ontwikkeling van judoka;
  2. Voldoen aan de behoefte van de individuele judoka;
  3. Periodiseren op basis van techniek;
  4. Kleine trainingsgroepen optimaal ontwikkelen;
  5. Randori is de beste trainingsvorm; de standaard wedstrijdtraining verbetert randori en shiai.

Onder de weergave van de standaard-wedstrijdtraining heb ik nog een klein overzicht gegeven van de verschillende soorten van belasting; hieruit wordt duidelijk dat fysieke en mentale belasting steeds wordt afgewisseld.

Standaard wedstrijdtraining:
Taiso                   10 minuten

  • Circulatie warming-up
  • Normalisering
  • Stretching
    Ukemi
  • valoefening
    Uchi-komi 1                 10 minuten
  • judo-technische warming-up
    Uchi-komi 2                 15 minuten
  • interval training
    Yaku-soku-geiko        5 minuten
  • op de beurt werpen
    Kakari-geiko              15 minuten
  • Tori valt aan, Uke ontwijkt
    (op intervalbasis mogelijk)
    Sotai-renshu Nage-waza.          20 minuten
  • aanleren of verbeteren
    van een werptechniek
    Randori Nage-waza            15 minuten
  • 2 á 3 maal 5 minuten
    Sotai-renshu Ne-waza           10 minuten
  • aanleren of verbeteren
    van een controletechniek
    Randori Ne-waza            15 minuten
  • 3 maal 5 min.
    of 2 maal 7 ½ minuut
    Seiry Taiso           5 minuten
  • lichte Uchi-komi en stretching
    Mondo
  • technische, tactische of organisatorische aanwijzingen
    Moku-so
  • ideo-motorische en positiefsuggestieve training
    Bovenstaande is een basis wedstrijdtraining. Bij specifieke behoefte kan uiteraard worden afgeweken.

De techniekkeuze voor beide Sotai-renshu dient op jaarbasis te worden vastgelegd aan de hand van:

  • Ideaalbeeld van judo (visie);
  • Individuele behoefte judoka;
  • Statistische conclusies, verkregen uit informatie van het vorige seizoen;
  • Nationale en Internationale ontwikkelingen;
  • De periode in het trainingsseizoen (vooral van belang bij uchi komi intervaltraining).
    De periodes zijn:
    a. Algemeen voorbereidende periode
    b. Specifiek voorbereidende periode
    c. Voorbereidende wedstrijdperiode
    d. Voorbereidende en eigenlijke wedstrijdperiode
    e. Eigenlijke wedstrijdperiode
    Wellicht later meer hierover.

Variaties op Standaard Wedstrijdtraining:
Uit fysiologische, didactische of methodische overwegingen kan men een variatie maken op de standaard wedstrijdtraining, door het Ne-waza gedeelte naar voren te halen. De training komt er dan als volgt uit te zien:

Taiso (inclusiefs Ebi en Hiki-komi) 15 minuten
Sotai-renshu Ne-waza 10 minuten
Randori Ne-waza 10 minuten
Uchi-komi 1 10 minuten
Uchi-komi 2 15 minuten
Yaku-soku-geiko 5 minuten
Kakari-geiko 15 minuten
Sotai-renshu Nage-waza 20 minuten
Randori Nage-waza 10 minuten
Seiry Taiso 5 minuten
Mondo 2 minuten
Moku-so 3 minuten

Op bovenstaande indeling kan nog een variant gemaakt worden door de Uchi-komi 2 na de Randori Nage-waza te plaatsen, wat naast fysiologische effecten ook mentale effecten heeft.
De oefenstof (inhoud) kan in deze lesindelingen (vorm) gegoten worden, waarmee dus vorm en inhoud wordt gegeven aan een jaarplan en zelfs meerjarenplan.
Vorm en inhoud vormen tezamen een structuur. Op deze wijze werkt men dus gestructureerd naar een doel.
Met……niveau bepaling aan het einde van een fase.

Verantwoording en uitleg van de verschillende trainingsonderdelen

Taiso
De fysiologische waarde van een warming-up zijn voldoende aangetoond en behoeven hier niet te worden behandeld. In de warming-up onderscheiden we drie onderdelen:
a) De circulatie warming-up

  • Het losmaken van spieren en gewrichten;
  • Het opwarmen van de spieren;
  • Het op arbeidsniveau brengen van de organen.
    b) De normalisering
  • Spierversterking; na gewenning zal dit ook op peil houden van de spierkracht betekenen.
    c) Het stretchen
  • Licht en kort statisch rekken van de spiergroepen.
  •  

Ukemi
Valoefening is altijd in een training opgenomen. Het is van zowel technische als wel van psychisch/mentale waarde. Het Zempo Kaiten (rollen) heeft ook zeer coördinatieve waarden; Nl. bij het rollen behoort men de lichaamsledematen zo gunstig mogelijk te groeperen rondom het zwaartepunt.
Het vallen is de ziel van het judo.

Uchi-komi
We onderscheiden globaal twee Uchi-komi momenten in een training:
a) Als specifieke warming-up en als cooling-down;
b) Als conditietraining op basis van techniek;
a. Als algemene conditietraining;
b. Als specifieke intervaltraining, (voorbeeld; belasting en rust kan variëren):
i. Duurtraining: 1:30 arbeid, 0:30 rust
ii. Tempotraining: 0:45 arbeid, 0:30 rust
iii. Snelheidstraining: 0:30 arbeid, 1:00/1:30 rust
E.e.a. wordt geperiodiseerd, d.w.z. ingedeeld in de week en dus verdeeld over 6 trainingseenheden en afgestemd op de periode in het seizoen en soms bijvoorbeeld bij trainingsachterstand, individueel aangepast.

Uchi-komi ingedeeld naar bewegingsverloop

1) Butsu-kari
Balans verstoren en inkomen maken in twee pasritme voor worpen in voorwaartse richting en achterwaartse richting. In voorwaartse richting onderscheiden we dan ook nog Koshi-waza en Te-waza en in achterwaartse richting onderscheiden we O-uchi-gari, Ko-uchi-gari en O-soto-gari.
Bewegingsverloop:

  • Stilstaande met zwaaibeen;
  • In beweging met zwaaibeen;
  • In Shintai (bewegend in sagittale vlak).
    Doel en plaats:
  • Specifieke warming-up en bij de cooling-down met als doel perfectioneren van Kuzushi en Tsukuri.

2) Uchi-komi met zwaaibeen, te gebruiken als:
Bewegingsverloop:

  • Stilstaande;
  • In beweging

Doel en plaats:

  • Specifieke warming-up en cooling-down;
  • Intervaltraining;
  • Onderdeel van de techniekverbetering (langzame bewegingsaanloop en bewegingsafloop).
  •  

3) Uchi-komi met uitstappen:
Bewegingsverloop:

  • Stilstaande;
  • In beweging

Doel en plaats:

  • Specifieke warming-up;
  • Intervaltraining.

4) Uchi-komi in Shintai:
Bewegingsverloop:

  • Recht naar links;
  • Links naar links;
  • Rechts naar links en omgekeerd;
  • Afwisselend rechts-links of links-rechts.
  • Doel en plaats:
  • Interval training;
  • Cooling-down;
  • In periode van actief herstel.
    Men leert met deze Uchi-komi tevens onmiddellijk te antwoorden op een techniek van de opponent.

5) Uchi-komi met verbindingen:
Bewegingsverloop:

  • Renzoku-waza: In dezelfde richting bijv. Seoi-nage ->Ippon-seoi-nage
  • – Renraku-waza: In de andere richting bijv. O-uchi-gari -> Tai-otoshi

Doel en plaats:

  • Specifieke warming-up;
  • Techniektraining.

6) Uchi-komi vrij bewegend over de mat:
Bewegingsverloop:
(Voorbereiding, Kuzushi, Tsukuri)
Bijvoorbeeld 5 maal rechts en 5 maal links:

  • Opdracht;
  • Eigen keuze van techniek;
  • Verbindingen;
  • Overname.
    Doel en plaats:
  • Techniektraining;
  • Laatste trainingen voor de wedstrijddag.

7) Uchi-komi (Okuri-)eri Kumi-kata:
Bewegingsverloop:
Voortdurend achter elkaar:

  • Inzet rechts naar achter;
  • Inzet rechts naar voor;
  • Inzet links naar achter;
  • Inzet links naar voor.
    Doel en plaats:
  • Warming-up voor wedstrijden;
  • Techniektraining;
  • Concentratietraining, vooral aan het einde van een zware training.

Yaku-soku-geiko
Op de beurt werpen; vrije techniekkeuze. De judoka kiezen veelal hun Tokui-waza (specialiteit) in verschillende bewegingsrichtingen en/of hun specifieke voorbereiding of met gevarieerde Kumi-kata.

Kakari-geiko
Tori valt aan, 5 maal 1 minuut en Uke ontwijkt 5 maal 1 minuut. Om de minuut wordt van functie gewisseld en om de twee minuten wordt van partner gewisseld.
In de rust wordt de kleding geordend en de polsslag gecontroleerd.

Men dient onderscheid te maken in ontwijken en verdedigen:

  • Ontwijken:
    Zonder blokkeringen, los in de armen, geen overname techniek, spelen met het zwaartepunt.
  • Verdedigen:
    Ontwijken en blokkeren, wel overname en techniek.
    In de Kakari-geiko wordt de eigen bewegingsgevormdheid ontwikkeld. Er wordt veel gebruik gemaakt van Tokui-waza en verbindingen. Ook worden technieken, die in de vorige trainingen beoefend zijn, uitgeprobeerd c.q. eigen gemaakt.
    Kakari-geiko is een zeer belangrijk trainingsonderdeel, vooral omdat het een zeer specifieke bewegingsgevormdheid geeft.

Sotai-renshu Nage-waza
In dit oefengedeelte worden gedurende 20 minuten in een langzaam tempo, maar uiterst nauwkeurig, nieuwe bewegingen aangeleerd, eventueel verbeterd. Ook vele speciale Kumi-kata met bijbehorende werptechniek worden aangeleerd en verbeterd. Ieder oefent dezelfde beweging, ook al is het een techniek, die men zelf niet zal maken in Shiai. Bovenstaande beoefent men links en rechts. Dit wordt door velen als tijdsverlies gezien. Dit is echter een grote misvatting. Immers; de bewegingsgevormdheid wordt vergroot, men krijgt inzicht in de beweging, waardoor het gemakkelijker wordt te anticiperen op de aanval van de tegenstrever. Als men bijvoorbeeld verschillende malen in Shiai geworpen is met Yoko-tomoe-nage, dan verdient het aanbeveling Yoko-tomoe-nage te bestuderen, dus beoefenen.

Randori Nage-waza
Hierin wordt Tokui-waza, verbindingen en overnames en aangeleerde techniek in Sotai-renshu, zeer offensief in spel beoefend. De kamp om de Kumi-kata speelt een rol, maar zeker geen hoofdrol. Hieraan wordt in sommige trainingen apart aandacht besteed.
Maki-komi-waza is in training verboden, daar dit techniekontwikkeling remt, zelfs terugdringt.

Sotai-renshu Ne-waza
Zie Sotai-renshu Nage-waza. De oefentijd van nieuwe techniek is korter dan bij Nage-waza, daar het trainen van het moment van minder belang is (let wel, van minder belang, dus niet van geen belang).

Randori Ne-waza
De eigen voorkeurstechnieken en de eventueel nieuw aangeleerde technieken worden in spel getraind.
Accenten:

  • Vecht je naar initiatief en tracht het te behouden;
  • Weet door te verbinden, dus anticiperen; zien en voelen in vele projecties en perspectieven;
  • Het verkrijgen van controle is veel belangrijker dan de sensatie van de Shime-waza of Ude-kansetsu-waza (in Shiai probeert men vak zonder controle tot klem of omstrengeling te komen, waardoor veelvuldige mislukking voorkomt. Dus eerst controle en daarna pas opgave techniek plaatsen).

Seiry Taiso
Lichte Uchi-komi om de bekende fysiologische redenen, maar ook omdat de techniek wordt geschoold, als technische oefeningen nog worden verricht in omstandigheden van vermoeidheid.
Uiteraard wordt voor langzame uitvoeringswijze gekozen. Het stretchen wordt per spiergroep langer aangehouden, daar de spier nu veel warmer is als aan het begin van de training.

Mondo
Technische, tactische of organisatorische aanwijzingen.

Moku-so
Gedurende 2 á 3 minuten zitten de judoka in Seiza, met de opdracht in stilte de training door te nemen, vooral het nieuwe aangeleerde (ideo-motorische training). Ook een stuk positief-suggestieve training is vertegenwoordigd. Niet “tobben” over wat fout ging, maar “zich verheugend” denken over wat goed ding. (Judoka kunnen in dit verband ook geadviseerd worden, om voor het slapen gaan, enige minuten zo bezig te zijn met Tokui-waza of met techniek, die men moet of wil eigen maken).

Verhouding Nage-waza — Ne-waza, gezien in trainingstijd
Nage-waza Ne-waza
Basisfase A 8-10 jaar 50% 50%
Basisfase B 11-14 jaar 55% 45%
Uitbouwfase 14-17 jaar 60% 40%
Aansluitingsfase 18-20 jaar 65% 35%
Topsportfase vanaf 20 jaar 65% 35%

Belasting bij de verschillende trainingsonderdelen
           Fysiologische belasting Mentale belasting
Taiso.                 1 tot 3                            1
Ukemi               1                                      2
Uchi-komi 1     2 tot 3.                           2
Uchi-komi 2.    3 tot 4                            2
Yaku-soku-geiko    2                              3
Kakari-geiko   3 tot 4                            4
Sotai-renshu Nage-waza 2 tot 3.        4
Randori Nage-waza 4.                     3 tot 4
Sotai-renshu Ne-waza 2                      4
Randori Ne-waza 4.                         3 tot 4
Seiry Taiso      2 tot 1                           2
Mondo.           —                                   2
Moku-so          1                                   3

Dit is een globale analyse. Strikt genomen laat belasting zich niet scheiden, wel kan worden onderscheiden.
Getracht dient te worden om een wat golvende belastingscurve te krijgen.
(Waardering tabel: 1 = zeer laag, 2 = laag, 3 = hoog, 4 = zeer hoog)

Aan het eind van dit artikel
Het is noodzakelijk om te stellen, dat de inhoud van dit artikel slechts een heel klein onderdeel is van alle facetten die bij de ontwikkeling van een (top)judoka een rol spelen. Het is mijn bedoeling om een mogelijke leidraad te geven voor judo-clubs en judocoaches om gericht training te geven, waardoor judoka successen kunnen behalen.
Ook stel ik er prijs op om coaches en judo-clubs te stimuleren om zich bezig te houden met wedstrijdjudo. (Ja, het is gemakkelijk om iemand een kata aan te leren; hoeveel gecompliceerder en moeilijker is het om als coach een bijdrage te leveren om een judoka regionaal, nationaal of internationaal te laten presteren of zelfs kampioen te zien worden?)
Twee keer per jaar een programma maken volstaat. Eén voor de periode augustus- december en één voor de periode januari- mei.
Nu dus een mooi tijdstip om de tweede periode voor te bereiden om het Nieuwe Jaar goed te beginnen.
Voorspoedig Nieuwjaar!

Willem Visser
December 2018

Download onderstaand het artikel als PDF in de originele opmaak:

KODOKAN JUDO

Gastblog door Willem Visser

In Nederland is sinds korte tijd belangstelling voor het Kodokan judo. Die belangstelling is hoofdzakelijk ontstaan vanwege het feit dat er kata wedstrijden worden gehouden, die op internationaal niveau beoordeeld worden volgens de normen van de Kodokan.

Het zal echter ook goed zijn als de waarden en normen van Kodokan judo volledig worden onderkend in de toekomst.
De waarden van het Kodokan judo worden ook volledig onderkend,onderschreven en gepropageerd door de International Judo Federatie
De verbreiding van het Kodokan judo in Nederland ondervindt veel weerstand van het zogenaamde Budokaden judo, door een enkeling Budosenmon genoemd.
Het Kodokan judo is gebaseerd op de waarden van onder andere pedagogiek, psychologie, filosofie, ethiek, esthetiek, mechanica en biomechanica; daarmee moet het Budokaden judo echter niet worden ontkend.
Het Budokaden judo heeft andere basisprincipes, die in een tijdsbeeld van het verleden pasten. Men dient respect te hebben voor de historie, hetgeen bij deze dan ook betoond is.
Het judo van deze tijd is niet op de eerste plaats een methode van zelfverdediging, zoals dat bijvoorbeeld bij de strijdkrachten en bij de politie gebruikt kan worden. Het judo is nu pedagogisch spel, sport, topsport en bewegingsculturele activiteit. Natuurlijk heeft judo veel aspecten in zich die vrijwel onmiddellijk kunnen worden gebruikt bij de strijdkrachten en bij de politie; het behoeft slechts een omschakeling van mentaliteit in een specifieke situatie. De grote bruikbaarheid van het Kodokan goshin jitsu als basisvorming bij strijdkrachten en politie is duidelijk aangetoond.


Judovaardigheid en judomentaliteit kunnen voor ieder mens van belang zijn in spanningloze en vooral in spanningrijke situaties.
Daar waar Budokaden zich hoofdzakelijk richt op fysiek welbevinden en weerbaarheid, zijn er ook stromingen in judo die zich uitsluitend richten op de ethische en filosofische aspecten.
Men mag en kan vanuit historische, concrete en abstracte overwegingen respect hebben voor beiden.

Kodokan judo richt zich op alle aspecten van het menselijke bestaan en alle vormen van wetenschap kunnen, moeten en worden aangewend om Kodokan judo verder te ontwikkelen. Uiteraard zullen die ontwikkelingen gericht zijn op het judoprincipe: seiryoku zenyo jita kyoei (maximaal gebruik van energie tot nut en algemeen welzijn). De ontwikkelingen zullen steeds weer moeten worden getoetst aan “het ware, het juiste en het schone”; de essentie die stabiliteit geeft.
Budokaden kent geen ontwikkeling, terwijl Kodokan judo wordt gekenmerkt door “evolutionaire vooruitgang”.Kodokan judo richt zich bij uitstek op humaniteit en menselijke waardigheid, onderdelen waarmee een ideale gemeenschap kan worden opgebouwd en alle ontwikkelingen zullen aan bovenstaande principes moeten voldoen.

Het principe seiryoku zenyo jita kyoei zal judo laten uitstijgen boven het niveau van “gewone sport” en daarom zal judo, in de hoedanigheid van pedagogisch spel, sport, topsport en bewegingsculturele activiteit, exclusief en onderscheidend kunnen zijn.
Gekunstelde onderverdelingen in “judo modern” versus “judo traditioneel” en/of “Olympisch judo” versus “judo recreatief” behoeven dan niet te worden gemaakt. Dergelijke onderverdelingen zijn zelfs zeer ongewenst, omdat de specifieke waarden van judo hiermee niet worden onderkend en zelfs kunnen worden uitgesloten. Ook judo als wedstrijdsport en Olympische sport zal moeten voldoen aan de specifieke kenmerken van humaniteit en menswaardigheid, die overigens volledig zijn opgenomen in het judoprincipe.
Kodokan judo bestaat uit randori, shiai en kata.

Randori is een kunstvorm waarin de judoka op zoek is naar de mogelijkheden voor zichzelf.
Shiai is een kunstvorm waarin subjectieve en objectieve prestaties nagestreefd kunnen worden. Hieronder hoort ook het Olympisch judo. Het behoeft geen speciale titel en laten we niet vergeten dat prof. Jigoro Kano zich volledig ingezet heeft om judo ook een Olympische performance te geven. Het is prof. Kano gelukt en Nederland kan en mag nog steeds trots zijn op het feit dat Anton Geesink gouden medaillewinnaar is op de Olympische Spelen van Tokio, waar judo voor het eerst in het programma was opgenomen. Later hebben Willem Ruska (2 gouden medailles O.S.1972) en Mark Huizinga (gouden medaille O.S. 2000), evenals Anton Geesink in1964, een waardige performance (prestatie en uitstraling) gegeven van het ware judo.

Deze drie Nederlandse Olympische kampioenen toonden waardige trots, liefde voor judo, dynamiek en ook waardering voor prestaties van anderen. (Tegenover trots staat ego, tegenover liefde voor judo staat ijdelheid, tegenover dynamiek staat obsessie en eigenwijsheid is de tegenpool van waardering voor prestaties en ideeën van anderen.)


Kata geeft vooral de ethische en esthetische principes weer. Het is een kunstvorm en het kan een verfijning zijn.
Bovenstaande omschrijvingen van randori, shiai en kata zijn in dit artikel uiterst summier en met opzet is het woord “kunstvorm” gebruikt. In kunst moet lichaam en ziel zijn; kunst heeft de performance van cultuur op basis van ethische en esthetische principes, waarbij in sommige onderdelen efficiëntie ook belangrijk is.
Kunst is altijd in zekere zin harmonisch (esthetiek staat ook voor balans) en niet harmonisch is de vijand van kunst, is de vijand van balans.
Omwille van de efficiëntie is ritme van groot belang. Ritme is de harmonische wisseling van spanning en ontspanning. Ritme vormt het moment, de zogenaamde timing; de timing die in judo van zo groot belang is.
Ritme wordt door de ademhaling geregeld. Wie de ademhaling beheerst, beheerst haar/zijn bewegingen, beheerst haar/zijn evenwicht, beheerst haar/zijn geestelijke instelling en lichamelijke houding.
En in randori, shiai en kata neemt de kunst van het ademhalen een centrale plaats in.
De neiging bestaat om overmatig aandacht aan kata te besteden.

Als men kata als grammatica van het judo beschouwt, dan is randori het proza.
In randori schrijft men, met de onderdelen nage waza en ne waza, als het ware het eigen verhaal. Men schrijft het verhaal in de eigen bewoordingen (lees: waza) en op basis van grammatica (lees: kata).
Men maakt de eigen randori ook op basis van de principes van Kodokan judo; principes die in kata verfijnd kunnen worden.

Kodokan judo bestaat dus niet alleen uit kata, maar ook (en vooral) uit randori en shiai.
Als we spreken over Kodokan judo en werken met Kodokan judo, dan mag dat niet beperkt blijven tot kata. Ook randori (nage waza en ne waza) zijn onderzocht en omschreven door de Kodokan en daarin vinden nog steeds ontwikkelingen plaats. (Zie het laatste boek van Daigo uit 2007).
De ontwikkelingen in shiai staan zeker niet stil, maar deze ontwikkelingen moeten ook steeds in overeenstemming zijn met de principes van judo, van Kodokan judo.
Kodokan judo heeft een eigen identiteit, is krachtig vanuit zichzelf, kent een juiste dynamiek en zoekt voortdurend de ontwikkeling op basis van haar principes. Het is daarom dat Kodokan judo leert, beweegt en leeft.
Schrijver van dit artikel (sinds 1965 beoefenaar van Kodokan judo) bestudeert, onderzoekt en werkt al ruim 45 jaar op basis van het Kodokan judo.
Resultaten, in stijl, van een groot aantal judoka en de persoonlijke ontwikkeling van de schrijver zijn gebaseerd op deze studie, dit onderzoek en werk.


Sensei Ichiro Abe, 10e dan, en Sensei Jan Vanderhorst, 9e dan, zijn mijn inspirators en leermeesters; de judoka, die op basis van dit systeem objectieve of subjectieve prestaties hebben behaald, zijn voor de schrijver grote evaluatiebronnen, als het ware abstracte leermeesters, geweest; daardoor ontstaat er steeds weer nieuwe inspiratie. Daarvoor ben ik hen allen dankbaar!
Een systeem is in theorie vrij gemakkelijk te ontwikkelen. Een systeem uittesten op de praktische kracht (het maken van resultaat) en steeds aan de hand van evaluaties aanpassen duurt wat langer. In de periode oktober 1976 tot november 2001 is in Nederland door mij bewezen, dat het systeem kracht in zich heeft. De nationale en internationale belangstelling voor het Kodokan groeit gestaag.

Het Kodokan judo wordt basistechnisch methodisch onderbouwd in het Kodokan Gokyo no waza. Het Kodokan Gokyo als systeem moet als totaliteit worden gezien; onder andere de volgordelijkheid, de verschillende bewegingsrichtingen, steeds opgebouwd vanuit de veiligheid voor Uke, het geleidelijk laten ervaren van de bewegingsassen voor zowel Uke als Tori en de mogelijkheid om na een bepaalde periode persoonsgericht te ontwikkelen. Ook is er onmiddellijk de mogelijkheid om te verbinden, te combineren, te variëren en over te nemen.
Het Kodokan Gokyo als methodisch systeem moet als één geheel worden gezien en is niet te scheiden; de verschillende technieken zijn echter wel te onderscheiden.
Door niet te scheiden ontstaat er een structuur. Grondslagen (principes), doelstellingen en de weg waarlangs vormen door de specifieke structuur één geheel.
De grondslagen zijn maximale doelmatigheid en gemeenschappelijke welzijn en de doelstelling is het streven naar een volmaakte harmonie van lichaam en geest (ook te onderscheiden, maar niet te scheiden).
De weg waarlangs is de methode, het middel om de doelstelling te bereiken.

Het Kodokan Gokyo geeft de weg waarlangs de doelstelling (op basis van de principes) kan worden bereikt en geeft door haar voortdurende ontwikkelingsmogelijkheden ruimte voor ideeën.

Het Kodokan judo ontwikkelt de grootst mogelijke bewegingsgevormdheid op basis van:
seiryoku zenyo jita kyoei.

 

 

 

 

 

Willem Visser
www.willemvissercoaching.eu

Brandstapel

Gastblog door de heer Willem Visser

 

Brandstapel

“ Respect voor het individu is de basis voor een goed functionerend nationaal team “.

Juul Franssen behaalde als individueel judoka een grote overwinning. Een overwinning op hen die een brandstapel voor haar hadden opgeworpen.
Juul heeft, volledig terecht gewonnen, en velen zullen daar van gaan profiteren.
Ja ‘profiteren’, want Juul heeft alleen de kastanjes uit het vuur gehaald, omdat anderen kennelijk zodanig geïntimideerd werden, dat zij zich verborgen hielden in de spelonken van Papendal.
De rechter gaf de bouwers van de brandstapel, Hell en Bonnes, nog vier weken de tijd om dit achterlijk, middeleeuws en wreed moordmiddel, uit de tijd van Jeanne d’Arc en Richelieu, af te breken. (Overigens heeft Calvijn, gepijnigd door vreselijke aambeienpijn ook heel wat onschuldige mensen op de brandstapel geslingerd.)
Gedwongen door het NOC en volledig verstoken van lef en eigen kracht bleef de brandstapel staan en de dreiging dat deze ‘hel’ zou gaan branden bleef nog vier weken bestaan.
(Onlangs profileerde een directeur van de JBN zich door enige frasen van een managementboek te citeren; hij had beter door kunnen lezen tot de hoofdstukken ‘Conflicthantering’, ‘Conflictproces’ en ‘Conflicthanteringsmodel’!)
Gelukkig is het recht niet in handen van Hell, Bonnes, van die man die halve managementboeken leest of andere dictatoriale bestuursleden van JBN en NOC.
De rechter verbood dus het ontsteken van de brandstapel, waarop Juul, als mogelijk Jeanne d’Arc van de JBN en als angstaanjagend voorbeeld voor anderen, al was vastgebonden.
De rechter bepaalde, dat de rechten van de individuele judoka (en dus ook andere atleten) gerespecteerd dienden te worden. (Respect is overigens een van de kernwaarden in judo.)
De uitspraak van de rechter heeft gevolgen:

  • Juul Franssen kan zich met haar eigen begeleidingsteam gaan voorbereiden op haar terugkeer op de internationale wedstrijdmat, met hopelijk goede resultaten en uiteindelijk kwalificatie voor de Olympische Spelen in Tokio.
  • Andere judoka, ook zij die zich in de spelonken van Papendal verborgen hielden, kunnen zich door de inzet en het doorzettingsvermogen van Juul, individueel en naar eigen inzicht voorbereiden op de grote internationale wedstrijden.
  • Andere atleten, anders dan judoka, kunnen op basis van de uitspraak van de rechter, hun persoonlijke voorbereiding op internationale wedstrijden bijstellen of volledig veranderen.
  • Judoclubs kunnen en zullen weer gemotiveerd zijn om de opleiding en ontwikkeling van topjudoka serieus ter hand te nemen, ook omdat zij niet per definitie judoka ‘moeten afstaan’ of ‘verliezen’ aan de JBN.
  • Clubcoaches verkrijgen weer ‘de eerste relatie’ met de topjudoka van hun club en zullen daardoor geïnspireerd worden en zich gewaardeerd voelen.
  • Judoka weten nu ook, dat zij bijvoorbeeld in geval van blessure of terugval in resultaat, gebruik kunnen maken van de ‘warmte’ van hun eigen club.
  • De JBN zal faciliterend moeten zijn voor de judoka.
  • De JBN zal die facilitering op het hoogste niveau moeten brengen, zodanig dat de topjudoka het als onontbeerlijk en strikt noodzakelijk ervaren in de persoonlijke ontwikkeling als topjudoka en het behalen van resultaat. In dit geval is verplichting van deelname aan de nationale trainingen overbodig.

Niemand heeft in dit artikel gelezen, dat gezamenlijk trainen op het hoogste niveau (dat zou de nationale training moeten zijn) niet noodzakelijk en prestatie bevorderend zou zijn.

  • De JBN zal ruimte moeten geven voor ‘individuele projecten’ en de bondscoach zal deze projecten als een programmamanager (dat staat overigens ook beschreven in dat managementboek) de projecten moeten leiden.

 

Maar…….

 

  • Zal Juul Franssen, na al deze onwezenlijke inspanningen en overwinnen van door de JBN opgeworpen hindernissen, herstellen (en op tijd herstellen) om optimaal kunnen presteren op het WK in Boedapest, eind augustus/begin september?
    En gaat de JBN zich verontschuldigen en haar extra ondersteunen?
    Het lijkt mij heel goed!
  • En blijven dat bestuur en die technisch directeur nu op dat pluche plakken, met 1e klas reistickets en hotels op Europese- en Wereldkampioenschappen, en op Olympische Spelen?
    Of neemt de bondsraad een voorbeeld aan het moedige gedrag van Juul Franssen en stuurt ze bestuur en technisch directeur, zonder eervolle vermelding of vetleren medaille, onmiddellijk naar huis?
    Het lijkt mij heel goed!
    Maar ja, ook die bondsraadsleden hebben weggekeken toen de brandstapel werd
    Opgeworpen, moeten de hand in eigen boezem steken en zullen ook wel verstoken
    zijn van lef en kracht om de noodzakelijke drastische maatregelen te nemen.
  • Nationale coaches moeten nu ook antwoord geven op de vraag of zij instaat en bereid zijn om optimaal faciliterend voor topjudoka kunnen werken. Ook zullen zij de competenties moeten hebben om te bouwen aan ‘facilitering op het hoogste niveau’ en dat kan ook betekenen, dat er opnieuw selectie moet plaatsvinden……

 

Kortom

 

  • Mooie tijden breken aan; het is lente en dus tijd voor de grote schoonmaak. Maar ja, wie gaat dat doen. Het is als het schoonmaken van een vies zwembad: ‘degene die de stop eruit trekt verdwijnt meestal als eerst in het afvalputje”. De oplossing van het probleem staat ook weer beschreven in dat managementboek: een interim manager, die snel en doeltreffend reorganiseert. Een judoka met ervaring en opleiding in dit soort zaken is Anthony Wurth; hij zou gevraagd kunnen worden. Ja bondsraadsleden ‘gevraagd’ (desnoods op blote knieën), want maar weinig judoka, met de juiste competenties, staan te trappelen om deze schoonmaak uit te voeren.
  • De nationale training zal naar het hoogste niveau moeten worden gebracht, zodat topjudoka er de noodzaak van inzien.
    De sfeer binnen die nationale training zal een functionele en op prestatiegerichte moeten zijn, zonder dat de invloed van een club of stroming bepalend is.
    Judoka moeten vertrouwen hebben in de nationale coaches (waarbij het opwerpen van brandstapels, van wat voor vorm dan ook, onmogelijk moet zijn).
  • Juul Franssen moet per onmiddellijk benoemd worden tot lid van verdiensten van de JBN, want zij heeft op eigen kracht, met inzet van haar gehele persoon, met niet aflatende dynamiek zorg gedragen voor de strikt noodzakelijk innovatie.
    Het is, volledig van harte, te hopen dat Juul geweldige resultaten gaat behalen, zodat ze na de Olympische Spelen in Tokio toch tevreden kan terugkijken naar haar judocarrière!

 

Sérandon 170516
Willem Visser
Naschrift
In dit artikel werd het woord ‘managementboek’ gebruikt; er wordt niet speciaal één boek bedoeld en over het algemeen is het geen opwindende literatuur.
Wel is het aan te raden om ‘Mind over Muscle’ te lezen, ook te verkrijgen in een uitstekende vertaling van Mitesco.
Het boek beschrijft onder meer ‘waardig strijden’ waarover hieronder een kort artikel.

 

 

 

 

Waardig strijden

Strijd wordt een waardige strijd als iedereen altijd het beste doel voor ogen heeft (“het ware, het goede en het schone”), als alle geestelijke en lichamelijke energie gebruikt wordt om het doel te bereiken en als iedereen zijn eigen balans en harmonie volkomen realiseert en daarmee de samenleving dient.
Waardig strijden betekent dat je jezelf beweegt op het hoogste niveau en het hoogste niveau is de vervolmaking van je eigen persoon met als hoogste doel de perfectie van de samenleving.
In Japan kent men het principe seiryoku zenyo jita kyoei (alle energie efficiënt inzetten voor het algemeen welzijn) en als men leeft volgens dit principe dan is men voortdurend en bewust doende met het ontwikkelen van alle individuele vaardigheden zoals doelgerichtheid, deugdzaamheid, wilskracht, moed en meegaandheid (toegeeflijkheid) die worden ingezet voor het algemeen belang.
Jita kyoei (algemeen welzijn) kan worden gezien als het principe van evenwicht van de samenleving.
Seiryoku zenyo is de voeding

Waardig strijden.
Het meest effectieve gebruik van je mentale en fysieke energie, kan op alle aspecten van het leven worden toegepast. Men moet daarom goed kijken hoe men het principe kan toepassen op alles in het leven en men moet er ook naar gaan leven.
Intellectueel gezien moet in al ons strijden eerst worden vastgesteld wat het doel is dat we voor ogen hebben; voorzichtigheid, observatie, kracht om te overwegen, oordeel- en voorstellingsvermogen kunnen door het ontwikkelen en volgen van het principe worden aangewend. Als er geen helder doel is dan kan het principe niet in de praktijk worden gebracht.
In moreel opzicht zal er voorafgaand aan de strijd eerst verstandelijk moeten worden vastgesteld wat goed en kwaad is. Maar alleen kennis hebben van goed en kwaad is niet voldoende. Het getraind zijn in het goede willen en het kwade niet willen is een onderdeel van morele ontwikkeling. De wil en de gewoontes om goed te handelen worden door het toepassen van de principes getraind en voortdurend ontwikkeld. De training van goede gewoontes (rituelen) versterkt het goed handelen. De beste bedoelingen om het kwade te verwerpen kunnen mislukken als men niet de gewoonte heeft om zo te handelen.
Uit sociaal oogpunt hoeft er maar een persoon in een groep te zijn die zelfzuchtig handelt om een conflict te hebben en het toepassen van het principe is niet meer mogelijk. Daarom moet zelfzucht worden vermeden en men moet handelen op basis van wederzijdse hulp en toegeeflijkheid. Op die manier ontstaat harmonie en worden conflicten vermeden of op een natuurlijke wijze opgelost. Totale balans is een staat van zijn, die door het trainen van de principes, wordt getraind en wordt ontwikkeld.
Toepassing van het principe seryoku zenyo jita kyoei kan ook bij sociale interactie. Woede, kwaadheid en haat vreten energie evenals teleurstelling, grieven en ruzies. Dit zijn dus geen gemoedstoestanden die in overeenstemming zijn met het principe. Het principe kan fundamenteel zijn bij het oplossen van allerlei, vooral morele, kwesties. De energie van woede en kwaadheid kan beter gebruikt worden om te bezien wat goed is en om voort te gaan op de weg.
Jezelf ieder dag leiden overeenkomstig het principe maakt het individu en de samenleving tot een harmonische eenheid. Eis daarom veel van jezelf en wees mild voor anderen
“Als seiryoku zenyo en jita kyoei worden gerealiseerd, dan zal het sociale leven zich natuurlijk blijven ontwikkelen en vooruitgaan. En als leden van de samenleving kan iedereen bereiken waarop men hoopt.” (Professor Jigoro Kano (1860-1938) minister van onderwijs en cultuur en stichter van het Kodokan Judo.)

(Doorgever: willem visser. Bronnen: “Mind over Muscle” en “Jigoro Kano and the Kodokan, an innovative response to modernisation”.)

Blog Willem Visser: Leven en bewegen

Leven en bewegen

 


Wederom is de bondsraad van de JBN er niet in geslaagd om een nieuwe voorzitter te werven en aan te stellen. De interim voorzitter gaat dus gewoon weer door en wel op de oude weg, dus weer negatief in het nieuws.
Deze slechte (reputatie)toestand van de JBN blijft voortduren zolang als er geen uiterst deskundig bestuur komt.
Het NOC heeft bekend gemaakt dat de JBN nog steeds heel veel geld krijgt, ondanks de slechte resultaten in Rio. Er wordt in de media bij vermeld, dat men ook veel geld geeft, omdat de JBN gevolg heeft gegeven aan het bevel van het NOC om op Papendal te gaan trainen.
Het NOC heeft de JBN gekocht en het bestuur (Jos Hell) heeft de JBN verkocht en topjudoka dreigen daar nu de dupe van te worden!
Dat kon gebeuren, omdat de JBN nagenoeg failliet was en daardoor volledig afhankelijk van financiële steun van NOC. (NOC, een mogelijkheid voor oud hockeyers om een bestuurlijke carrière te maken.)

 

Het NOC is ook al reeds betrokken bij het hervormen van en inhoud geven aan de JBN opleidingen, terwijl er veel deskundigen binnen de JBN zijn!
De afhankelijkheid van het NOC is veroorzaakt door het bestuur, die de JBN aan de rand van de afgrond bracht en wel op allerlei gebied: technische nivellering, onderdrukking van clubs en judoka, financieel wanbeleid enzovoorts en het NOC grijpt de kans om de lakens uit te delen.
Een deskundig en onafhankelijk bestuur is dus, zo spoedig mogelijk, zeer gewenst en noodzakelijk; het werven van een goede voorzitter is de hoogste prioriteit!
Maar alsjeblieft geen man met een ‘lege pijp’, geen man die alleen maar ‘de boel bij elkaar wil houden’ (verbindend), geen man die via de positie van bondsvoorzitter ‘politieke carrière wil maken’ en geen man ‘met het vuur van een opgebrande, geknakte, lucifer’.
De nieuwe voorzitter moet een vrouwelijke of mannelijke judoka zijn, die met virtù en vlammend enthousiasme de JBN weer naar de wereldtop brengt.
En…het is heel aanvaardbaar en normaal, dat geschikte kandidaten voor het voorzitterschap worden gevraagd i.p.v. het werven via een sollicitatieprocedure. De laatste sollicitatieprocedure leverde één sollicitant op, waaruit ook blijkt dat de bondsraad van de JBN zich niet al te hooghartig kan opstellen.
De bondsraad kan een commissie aanstellen, die geschikte kandidaten gaat vragen of men interesse heeft om voorzitter van de JBN te worden. In die commissie kan de huidige voorzitter a.i. natuurlijk geen plaats hebben, ook al omdat de vorige voorzitter, door hem aangedragen, al na twee jaar en zonder afscheid is vertrokken. Die commissie kan en mag ook niet door het NOC worden gevormd, want de kans dat er een hockeyer aan het roer komt is dan veel te groot!

 

 


(Mevrouw Connie Eli moest vertrekken als algemeen directeur van de JBN. Dit keer werd, haast sneller dan het licht, een nieuwe directeur aangesteld.
Er schijnt een kudde rondtrekkende sportbonddirecteuren te zijn, die onder supervisie van opperherder Maurits Hendriks, steeds van plek verwisselen. Van Ommeren, voorheen zwembond, Kaufman, voorheen atletiekbond, Fledderus, voorheen NOC en nu al weer weg bij de schaatsbond(!), en nu dan Stammes, voorheen wielrenbond, schaatsbond en wandelbond.
Waarom toch geen judoka met ambitie en goede competenties? Waarom geen kans gegeven aan Benny van den Broek?
Neen, er moest iemand uit dat rondtrekkende circus van sportbonddirecteuren komen, iemand uit die kudde van Maurits Hendriks, die overigens zelf niet schuwt om een zwart schaap zijn Olympische droom te ontnemen, die Olympische topsporters hun, nu in deze tijd zeer noodzakelijke, internationale verbroederingsfeest niet gunt en die nu direct of indirect judoka de kans ontneemt om zich verder te ontwikkelen !
Overigens krijg ik het Spaans benauwd als ik de introductie van de nieuwe bondsbureau directeur lees: “ De judobond is een sterk merk met onderscheidende merkwaarden….” en “het tot stand brengen van verandering in complexe, politieke, omgevingen….” en “ Het enthousiasme en de gedrevenheid om het beste uit mensen te willen halen, werkt heel verbindend”)
Dat nieuwe bestuur, onder leiding van een judoka als inspirerende voorzitter, zal het (weer) verkrijgen van onafhankelijkheid als eerste doelstelling moeten hebben.
Natuurlijk was vroeger niet alles beter. Er is echter een tijd geweest dat de Judo Bond Nederland:
– sponsors had;
– geen geldgebrek had;
– ongeveer 60.000 leden had, een garantie voor financiële onafhankelijkheid;
– een klein en hardwerkend bondsbureau had;
– door het bestuur zakelijk en functioneel werd geleid (zonder gezwets uit www. managementboek.nl );
– een goede samenwerking had met het NOC, zonder ondergeschikt of afhankelijk te zijn;
– de clubs en ook de relatie met de judoka respecteerde;
– geen geld verloren liet gaan aan het financieren van meereizende clubcoaches en bestuursleden;
– zeer drukbezochte applicatiecursussen voor leraren organiseerde;
– het CHD zag en respecteerde als een onafhankelijk instituut binnen de JBN;
– door toedoen van het bestuur de technische ontwikkeling stimuleerde en faciliteerde, zonder inhoudelijk invloed uit te oefenen.
(Ja, dat was de periode Frans Hoogendijk, Jantine Stokkink, Rolf Gijssen, Gert Meyer en Toon Harks.)

 

Het nieuwe bestuur kan uit bovenstaande opsomming duidelijke doelstellingen formuleren, in plaats van bijvoorbeeld “het tot stand brengen van verandering in complexe, politieke, omgevingen….”
De JBN moet er gewoon zijn voor judoka en daarbij horen geen teksten zoals hierboven!
En om dan toch maar in managementtermen te spreken:
– de omzet, het ledenaantal, moet omhoog;
– de winst, wedstrijdresultaat en technische ontwikkeling in de meest brede zin, moet sterk toenemen.
De Judo Bond Nederland moet een levende organisatie zijn, gekenmerkt door de beleving van mensen, die van judo houden en zich in willen zetten voor de JBN; judoka dus!
Kenmerk van leven is bewegen; de tijd van 13 jaar stilstaan op bestuurlijk gebied moet voorbij zijn.
Bewegen betekent ook, dat een bestuur in staat en bereid moet zijn om zich aan te passen aan en in te spelen op voortdurende veranderingen; persoonlijk, als team en in het grote geheel. Dat betekent natuurlijk in de spiegel kijken, maar vooral ook uit het raam kijken!
Het bestuur moet dus voeling en binding houden met de wereld om zich heen, extern en vooral intern.
Er is intern binnen de JBN heel veel kennis en ervaring en die kennis kan, indien nodig, worden samengebracht met externe kennis en ervaring.
Echter, in eerste instantie zal de JBN het vermogen om in eigen omgeving de kansen te benutten sterk moeten verbeteren! Dat betekent dat de leiders van de JBN hun potentieel, individueel en als team, moeten aanwenden, ook om nieuwe gedragspatronen en nieuwe vaardigheden te ontdekken en… te implementeren.
Het mobiliseren van zoveel mogelijk kennis en ervaring is een belangrijk onderdeel op de weg naar succes en voor die weg moet ruimte worden gecreëerd; ruimte is essentieel om te kunnen bewegen, om te kunnen presteren!
Het blokkeren (voor het blok zetten) en ruimte ontnemen van judoka en persoonlijke coaches, het niet openstaan en zelfs negeren van andere meningen en afhankelijkheid van externe factoren (NOC) kunnen bepaald niet worden gedefinieerd als het creëren en geven van ruimte.
Direct communiceren, in plaats van in het geheel niet communiceren, passief en gelaten afwachten en je als bestuur verschansen achter zelf getrokken grenzen, zal een belangrijk aandachtspunt kunnen zijn voor het nieuwe bestuur onder leiding van een nieuwe voorzitter!

 

Herhaling:
De nieuwe voorzitter moet een vrouwelijke of mannelijke judoka zijn, die met virtù en vlammend enthousiasme de JBN weer naar de wereldtop brengt.

 

Bondsraad: zet aan tot ongekend bewegen; werf spoedig een judoka als voorzitter en werk aan snel herstel!
(En bondsraad, als u toch het herstel gaat bevorderen, verander dan in de toekomst de hele verkiezingsstructuur.
Er moeten kandidaten voor het voorzitterschap komen, die meteen een heel bestuur, inclusief beleid voor de komende vier jaar, meebrengen. De bondsraad kiest dus een geheel bestuur, een team, met het door hen ontwikkelde beleid. Dat bestuur zal dan één of twee keer per jaar verantwoording moeten afleggen aan de bondsraad; er kunnen dan ook eventueel bijstellingen van of aanvullingen op het beleid plaatsvinden.)

 

En toch, …
toch hoop ik dat het judo in Nederland in 2017 weer tot grote bloei komt.

 

Januari 2017
Willem Visser

Gastblog Willem Visser: Centralisatie Judo Bond Nederland

Willem Visser (8e dan) was trainer/coach van het roemruchte Judo Ryu Nijmegen en was ook jarenlang bondscoach van de JBN. Gepassioneerd, analytisch, visionair en kritisch. Dat laatste zorgde er voor dat hij sinds 2003 feitenlijk “persona non grate’ was (of is) bij de JBN. Hij belande ondermeer op een zijspoor omdat hij de hoofdpresentatie had gedaan op het IJF congres in Osaka. De JBN vond dat hij eerst om toestemming had moeten vragen….. Onlangs kreeg hij, pas nadat hij voor de derde keer was voorgedragen sinds 2008, de 8e dan. Tijdens deze gelegenheid was zijn dankwoord ook kritisch.

judo-expert-willem-visser-naar-turkije
13 Jaar (wan)beleid en daarna een paar jaar géén beleid heeft Nederland op de ongelukkige 13e plaats gebracht in de judo-medaillespiegel van Rio de Janeiro.
Tot overmaat van ramp gaf de voorzitter van de JBN, verantwoordelijk voor ‘geen beleid’ enige maanden voor de Olympische Spelen de ‘pijp aan Maarten’ zodat Maarten er ineens geheel alleen voorstond! (In 1996 maakte ik hetzelfde mee en dat betekende tenminste één medaille minder….)
Gelukkig behaalde Anika van Emden 63 kg een bronzen medaille in Rio de Janeiro.
Anika heeft al haar potentiële krachten optimaal tot ontwikkeling gebracht en dat resulteerde in die welverdiende bronzen Olympisch medaille; zij redde daarmee de eer van het Nederlandse judoteam, want….. het was de enige Nederlandse medaille.

Nederland eindigde dus op die ongelukkige 13e plaats in het medailleklassement.
Er zal geëvalueerd worden en dat is niet aan mij, maar dat mag zeker niet zijn aan de technisch directeur met hockeyachtergrond, die eerst bleef, toen weer weg zou gaan, uiteindelijk toch bleef om vervolgens, hopelijk voorgoed, weg te gaan en weg te blijven.
Waarmee, op wellicht ironische wijze, wordt aangegeven, dat een technisch directeur van de Judo Bond Nederland een judospecialist moet zijn.
Nederland is in oppervlakte een klein land, maar in judo was het een groot land en dat moet en kan het heel snel weer worden. (Nu gouden medailles voor kleine judolanden als Slovenië, Kosovo en Argentinië!)
Nederland is het verplicht aan zijn geschiedenis om bij de top vijf van de wereld te behoren op de Olympische Spelen Judo; de prestaties op de Olympische Spelen 2016 wijzen helaas duidelijk anders uit.
En wordt naar allerlei personen gewezen die verantwoordelijk zouden zijn voor de teloorgang van het Nederlandse judo.
Maar…er is maar een orgaan dat direct verantwoordelijk is: het bestuur van de JBN.
Dat bestuur zou ter verantwoording geroepen moeten worden.

‘Zou’, want helaas kan dat niet meer; het merendeel van het bestuur heeft het schip verlaten, nog voordat het echt in zwaar weer terecht was gekomen.

In Nederland zijn minstens 300 goed opgeleide trainers, leraren en coaches. Deze professionals zijn vaak ondergeschikt gemaakt aan, overigens goed willende en strikt noodzakelijke, vrijwilligers (tussen die vrijwilligers verschuilen zich overigens ook kwaadwillige vrijwilligers, die hun ego willen strelen of, nog erger, willen laten strelen), terwijl de professionals leidend moeten zijn in de JBN.
Het zou beter zijn als professionals de leiding hebben. (Professioneel = deskundig, integer, bereid en in staat om samen te werken.)

De bondsraad van de JBN kiest en benoemt het bestuur, maar er zijn slechts weinig professionals in de bondsraad vertegenwoordigd, waardoor er ook geen professioneel bestuur gekozen wordt. Het ontberen van deskundigheid leidt tot nivellering van het niveau, niet alleen in bestuurlijk opzicht, maar ook op judo technisch gebied.

De JBN kan, geïnspireerd en geleid door professionals, de eigen kracht herwinnen, de eigen identiteit hervinden en etaleren, dynamiek aanzwengelen, innovatie ontwikkelen en doorvoeren. Om dat alles te verwezenlijken is een grote mate van creativiteit nodig.

Inspirerend leiderschap is dus onontbeerlijk om de vijf genoemde componenten (weer) tot leven te brengen. En de leiding (het bestuur) zal dus moeten bestaan uit hoofdzakelijk judospecialisten, die niet besturen op afstand, maar die direct leiding geven aan het proces van herstel en uitbouw.

willem-visser-in-judopak
Momenteel staat centralisatie ter discussie en de oplossing van dit probleem is slechts één van de opdrachten voor het nieuwe bestuur van de JBN.
Er zijn nog tal van andere doelstellingen te noemen; ik noem er hier slechts een paar:
* Er zijn ruim 125.000 judobeoefenaren in NL en minder dan 40.000 zijn lid van de JBN. Hier ligt dus al een enorme taak, die niet kan worden opgelost zonder de optimale medewerking van de circa 300 trainers, leraren en coaches.
Een veel groter ledenaantal zal de eigen kracht vergroten.
* De JBN moet er in slagen om judo te promoten als pedagogisch spel, waardoor het aantal leden ook gigantisch kan stijgen.
Bijna niemand in NL weet, dat in 2015 de UNESCO judo als de meest waardevolle sport voor jeugd van 4 tot 21 jaar heeft aangemerkt; dit kan op allerlei manieren uitgedragen worden.
De breedtesport is de basis voor de topsport en de uitspraak van de UNESCO kan in grote mate bepalend zijn voor de identiteit.
* Ondanks het feit dat de JBN een project heeft, genaamd ‘de club centraal’, krijgt de club geen ruimte om judoka langdurig en optimaal tot ontwikkeling te brengen.
De club behoort ook de eerste relatie met de judoka te hebben. Hierdoor blijven trainers, leraren en coaches gemotiveerd, terwijl de judoka die acteren in de nationale selecties de veiligheid en de warmte van de eigen club behouden, hetgeen ook in bepaalde perioden van de topsportcarrière van belang kan zijn.
Hier ligt ook een oplossing voor het probleem ‘centraliseren’:
Train vaak tezamen met judoka van het hoogste niveau; dat hoeft echter niet te betekenen dat judoka losgekoppeld moeten worden van persoonlijke coach en/of club.
‘De club centraal’, mits goed ingevuld en uitgevoerd, kan een enorme dynamiek genereren. Goed ingevuld en uitgevoerd betekent ook het behouden van competitie tussen clubs en judoka; competitie is sterk niveauverhogend!
(Judoka ‘uit de club halen’ verhoogt niet bepaald de onderlinge competitie.)
* Een technische commissie, bestaande uit ervaren specialisten, zal zorg moeten dragen voor innovatie. Die innovatie zal ook een voedingsbron zijn voor de bondscoaches, clubcoaches en opleiders.

* Behoudens de heer Jan Snijders speelt er niemand een rol van betekenis in de Europese Judo Unie of Internationale Judo Federatie. Het is dus wenselijk en zelfs noodzakelijk om JBN-judospecialisten in het bestuur of in de commissies van EJU en IJF te hebben, waardoor men mee kan werken aan, en ook direct op de hoogte is van, innovaties op allerlei gebied.

* Ter promotie van judo kan een groot internationaal EJU of IJF toernooi worden georganiseerd in Nederland.
Om bovenstaande en andere beleidsuitgangspunten uit te voeren, zal een grote mate van creativiteit aan de dag gelegd moeten worden en de JBN zal het geheel op eigen kracht moeten doen!

Er zijn nog veel meer doelstellingen te benoemen en ik wil de laatste die ik hier noem extra onder de aandacht brengen:
* De technische nivellering moet een halt worden toegeroepen en alle technische krachten, judospecialisten, zullen een sterke technische ontwikkeling mede moeten vormgeven.
De judotechniek is de essentie en allerlei vormen van kracht en uithoudingsvermogen zijn hulpmiddelen.
In het huidige Nederlandse judo overschaduwen de hulpmiddelen (kracht en uithoudingsvermogen) de essentie en nu zodanig, dat het een duidelijke, negatieve, weerslag heeft op het resultaat.
De juiste verhouding tussen techniektraining enerzijds en training van kracht en uithoudingsvermogen anderzijds zal (terug)gevonden moeten worden.
De huidige Nederlandse topjudoka heeft over het algemeen geen gebrek aan kracht en uithoudingsvermogen, maar het gebruik van techniek is bepaald niet optimaal te noemen.
Een grote mate van creativiteit zal nodig zijn om op het juiste moment de juiste techniek te gebruiken; judo zonder creativiteit levert geen aansprekende resultaten.

 

Een van de kernwaarden van een judoka is onafhankelijkheid; de JBN zal dus ook onafhankelijk moeten zijn!
Samenwerken met NOC is goed en aan te raden. Echter, vanwege financiële aspecten het beleid laten bepalen door het, uit voornamelijk hockeyers bestaande, NOC is uit den boze.
Gezamenlijk centraal trainen (op Papendal) is noodzakelijk, omdat de JBN dat noodzakelijk vindt, maar niet omdat het NOC dat gebiedt.

 

Tot slot.
De JBN gaat een mooie tijd tegemoet; er is veel te ontwikkelen en er is héél veel te veranderen!
Het nieuwe professionele bestuur zal eigen kracht, eigen identiteit, dynamiek, innovatie en creativiteit als principes kunnen hebben.

Vat moed bestuur, vat moed!

Willem Visser
(Willem Visser is raadgever en docent aan de NIFSA, Universiteit van Kanoya, Japan.)

www.willemvissercoaching.eu

nifs_foto4

We gebruiken onder andere analytische cookies om ons websiteverkeer geanonimiseerd te analyseren, zodat we functionaliteit en effectiviteit kunnen aanpassen.
Meer informatie over de verwerkte gegevens kunt u lezen in onze privacystatement.

[X] Ik ga akkoord met bovengenoemde privacy verklaring